Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
Éléments de cette leçon
formatieve toets H3 en H4
Slide 1 - Diapositive
welk stelsel?
A
hofstelsel
B
leenstelsel
Slide 2 - Quiz
I. Welke sociaaleconomische verschillen bestonden er tussen de standen in de vroege middeleeuwen? II In welke mate bepaalde de afhankelijkheid van een boer ten opzichte van de heer zijn sociale positie? Leg uit voor welke bovenstaande onderzoeksvraag de bron hiernaast het meest bruikbaar is. Ga in je antwoord in op beide onderzoeksvragen.
Slide 3 - Question ouverte
welke uitspraak over het hofstelsel klopt niet?
A
Horigen woonden op het domein van een heer of abt
B
De horigen waren leenmannen van de heer of abt
C
De horigen werden beschermd door de heer
D
De horigen verrichten herendiensten en betaalden in natura
Slide 4 - Quiz
kan de Paus deze afbeelding gebruiken als propaganda?
A
ja, want hij kroont de keizer
B
nee, want de keizer staat boven de Paus
C
er bestond nog geen propaganda in de middeleeuwen
Slide 5 - Quiz
wat was geen oorzaak voor de herleving van de landbouw-stedelijke samenleving?
A
Verbeteringen in de landbouw
B
Er kwam een einde aan de invasies van agressieve volkeren
C
Het ontstaan van een geldeconomie en internationale handel
D
Door vrijstelling van de landbouw kon men zich specialiseren
Slide 6 - Quiz
Is iedere stelling juist of onjuist?
JUIST
ONJUIST
Een domein is autarkisch (= zelfvoorzienend).
'Timmerman' is een voorbeeld van een gespecialiseerd beroep.
De Kerk was in de Middeleeuwen erg belangrijk.
De groep mensen die voor de Kerk werkt wordt de adel genoemd.
In de Vroege Middeleeuwen leefden de meeste mensen op het platteland.
Slide 7 - Question de remorquage
welke uitspraak over stadsrechten klopt niet?
A
Steden betaalden belasting in ruil voor stadsrechten
B
Steden kregen privileges zoals eigen bestuur en rechtspraak
C
Vorsten hadden minder macht, maar werden wel rijker
D
Adel werd door stadsrechten juist machtiger i.t.t. burgers
Slide 8 - Quiz
Bestudeer de bron. In de tijd van steden en staten ontstond in Nederland een landbouw-stedelijke samenleving.
Gaat de bron over een oorzaak of over een gevolg van die ontwikkeling?
A
een oorzaak
B
een gevolg
Slide 9 - Quiz
Een bewering: Uit deze bron blijkt dat paus Gregorius ervan uitgaat dat continuïteit de kerstening van Engeland bevordert. Toon dit aan door aan te geven: welke continuïteit Gregorius nastreeft en waardoor deze aanpak de kerstening van Engeland kan bevorderen.
Slide 10 - Question ouverte
Welke bewering over deze bron is juist?
A
De bron laat een samenleving zien die grotendeels zelfvoorzienend is en waarin geld geen belangrijke rol (meer) speelt.
B
De bron gaat over de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden.
C
De bron is afkomstig uit de tijd van monniken en ridders.
D
Geen van de genoemde beweringen is juist.
Slide 11 - Quiz
In deze bron zie je een munt uit Dorestad (8e/9e eeuw). Leg uit of dit een goed voorbeeld is van de 'overgang van landbouwstedelijke samenleving naar landbouwsamenleving bestuurd door horigheid/hofstelsel'
Slide 12 - Question ouverte
De ineenstorting van het Romeinse Rijk bracht een grote verandering van de economie in West-Europa met zich mee. Noem deze verandering en leg uit dat deze verandering bijdroeg aan het ontstaan van het feodale stelsel.
Slide 13 - Question ouverte
Is iedere stelling juist of onjuist?
JUIST
ONJUIST
Een stad met stadsrechten mocht zichzelf besturen.
Allen de koning van een land kon stadsrechten aan een stad verlenen.
Een stad met stadsrechten mocht haar eigen munt slaan.
In een middeleeuwse stad woonden vooral boeren.
In ruil voor stadsrechten betaalde een stad belasting aan de heer van het gebied.
Slide 14 - Question de remorquage
Een fragment uit de Koran (soera 14, ayat 15) over de joodse aartsvader Abraham/Ibrahim: En toen sprak Abraham: “Mijn God maak deze stad een plaats van vrede en verhinder mij en mijn kinderen van het aanbidden van afgoden.” Toon met bovenstaand Koranvers het monotheïstische karakter van de islam aan.
Slide 15 - Question ouverte
Op 2 maart 1127 wordt de Vlaamse graaf Karel de Goede in Brugge vermoord. Galbert van Brugge schrijft dat het nieuws daarover zich snel verspreidde tot in Frankrijk en Engeland toe. Verklaar met een economische ontwikkeling uit die periode de snellere verspreiding van nieuws in die tijd.
Slide 16 - Question ouverte
Gebruik bron 2. Twee beweringen: - Het stadsrecht was financieel voordelig voor de stad, en ook voor de heer. - Het verlenen van stadsrechten door middeleeuwse vorsten verminderde de macht van de adel en bevorderde de centralisatie van het bestuur. Leg dit telkens voor beide onderdelen van de beweringen uit.
Slide 17 - Question ouverte
Bij welk kenmerkend aspect hoort de bron?
Slide 18 - Question ouverte
Welk kenmerkend aspect past bij deze afbeelding?
A
De ontwikkeling van wetenschappelijk denken in de Griekse stadstaat.
B
De ontwikkeling van het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
C
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
D
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
Slide 19 - Quiz
Welk kenmerkend aspect past bij deze afbeelding?
A
De opkomst van handel en ambacht die de basis legde voor het
herleven van een agrarisch-urbane samenleving.
B
Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke macht het primaat behoorde te hebben.
C
De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder
andere in de vorm van kruistochten.
D
Het begin van staatsvorming en centralisatie.
Slide 20 - Quiz
Welk kenmerkend aspect past bij deze afbeelding?
A
De ontwikkeling van wetenschappelijk denken in de Griekse stadstaat.
B
De ontwikkeling van het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
C
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
D
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
Slide 21 - Quiz
Welk kenmerkend aspect past bij deze bron?
De Griekse filosoof Protagoras schrijft in de vijfde eeuw voor Christus:
Van de goden kan ik niet weten dat ze er zijn; ook niet dat ze er niet zijn en ook niet
welk uiterlijk ze hebben. Want vele dingen verhinderen het te weten, zowel de onzekerheid als de kortheid van het leven.
A
De ontwikkeling van wetenschappelijk denken in de Griekse stadstaat.
B
De ontwikkeling van het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
C
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
D
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde.
Slide 22 - Quiz
Welk kenmerkend aspect past bij deze bron?
De democratie (…)is een staatsvorm waarin men de ambten onder elkaar verdeelt bij
loting, een oligarchie is een staatsvorm waar men hetzelfde doet op basis van het vermogen, in een aristocratie gebeurt dit overeenkomstig iemands opvoeding. En met 'opvoeding' bedoel ik een opvoeding die door de wettelijke traditie vastgelegd is.
Slide 23 - Question ouverte
Welk twee kenmerkende aspecten passen bij deze bron?
Slide 24 - Question ouverte
Welk kenmerkend aspect past bij deze bron?
Slide 25 - Question ouverte
Welk kenmerkend aspect past bij deze bron?
Slide 26 - Question ouverte
Welke twee kenmerkende aspecten passen bij deze bron?