Herhaling (klas 1)

Welkom

Leesvaardigheid
Alinea, deelonderwerp en tusssenkopjes
Nederlands
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Leesvaardigheid
Alinea, deelonderwerp en tusssenkopjes
Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Structuurelementen
  • Titel
  • Tussenkoppen
  • Alinea's (deelonderwerpen)
  • Witregels
  • Inleiding - middenstuk - slot
  • Bronvermelding
  • Citaten

Slide 2 - Diapositive

Het onderwerp
1. Het onderwerp van een tekst vind je door te letten op: 
  • De titel
  • De eerste zin of de eerste alinea 
  • Een afbeelding bij de tekst 
  • Tussenkopjes en vetgedrukte of onderstreepte woorden in de tekst.
2. Vervolgens lees je de eerste alinea (inleiding).
3. Dan vertel je in een paar woorden waar de tekst over gaat = onderwerp.

Slide 3 - Diapositive

Deelonderwerpen
  • In een tekst kunnen verschillende dingen over een onderwerp gezegd worden.

  • Deze kleinere aspecten van het onderwerp zijn deelonderwerpen.

  • Meestal wordt er in één alinea één deelonderwerp behandeld.
  • Soms staan er tussenkopjes boven een nieuw deelonderwerp.

Slide 4 - Diapositive

Deelonderwerpen
  • Als je heel snel wilt weten wat de deelonderwerpen in een tekst zijn, dan lees je een tekst globaal.

  • Bij globaal lezen lees je alleen de eerste en de laatste zin van elke alinea.

Slide 5 - Diapositive

Alinea’s

  • Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
  • Soms wordt er eerst een regel overgeslagen.
  • In schoolboeken staat vaak een nummer voor een alinea. Zo kun je sneller iets opzoeken.
  • Soms staan er ook tussenkopjes tussen verschillende alinea's

Slide 6 - Diapositive

Op welke manier wordt deze tekst ingeleid?
A
Er wordt een kort, grappig of bijzonder verhaaltje verteld.
B
Er wordt een voorbeeld bij het onderwerp van de tekst gegeven
C
De aanleiding voor het schrijven van de tekst wordt genoemd.
D
De schrijver stelt een of meerdere vragen die later in de tekst beantwoord wordt/worden.

Slide 7 - Quiz

Als reden daarvoor noemen ouders bijvoorbeeld dat ze hun kind buiten de lessen om wel willen kunnen bereiken en dat kinderen hun ouders moeten kunnen bellen als er iets is. Daarnaast zien veel mensen praktische belemmeringen.

Welk verband geeft het woord 'daarnaast' aan?
A
Samenvatting
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Voorbeeld

Slide 8 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 9 - Question ouverte

De hoofdgedachte
  • De hoofdgedachte is een heel korte samenvatting in één zin. Het is het belangrijkste wat de schrijver wil vertellen. 

  • De hoofdgedachte = het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.  

  • Om de hoofdgedachte te formuleren moet je dus eerst het onderwerp en het tekstdoel bepalen.

  • Het onderwerp = waar de tekst over gaat. Dat kun je vaak met één of enkele woorden zeggen.
  • Tekstdoel = wat de schrijver met de tekst wil bereiken.

Slide 10 - Diapositive

Huiswerk 
Blok 3

Lezen 3.11   I

Slide 11 - Diapositive