taal actief thema 8 woordenschat
Waar doe je boodschappen?
A
winkol
B
wingkel
C
wingkol
D
winkel
1 / 15
La durée de la leçon est: 15 minÉléments de cette leçon
Waar doe je boodschappen?
A
winkol
B
wingkel
C
wingkol
D
winkel
Slide 1 - Quiz
De goederen worden bij je thuis gebracht.
A
bestellen
B
bezorgen
Slide 2 - Quiz
Wat zie je op dit plaatje?
A
de toonbank
B
de goederen
C
de voorraad
Slide 3 - Quiz
Hoe noem je een lage kast
in de winkel?
in de winkel?
A
de toonbank
B
de goederen
C
de voorraad
Slide 4 - Quiz
wie is deftig
A
B
C
D
Slide 5 - Quiz
Kijk naar het plaatje.
Wat is dit?
Wat is dit?
A
een advertentie
B
een artikel
C
een gedicht
Slide 6 - Quiz
Wie is aan het afrekenen?
A
B
C
D
Slide 7 - Quiz
Dit is een..
A
artikel
B
advertentie
Slide 8 - Quiz
Welke winkel is geen supermarkt?
A
Jumbo
B
Dirk
C
Alert Heijn
D
Etos
Slide 9 - Quiz
Is de winkel open om 7 uur?
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quiz
Kun je met deze kaart betalen?
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quiz
Deze persoon verkoopt vlees
A
bakker
B
groeteboer
C
slager
D
kassajuffrouw
Slide 12 - Quiz
Spullen die je verkoopt of gebruikt zijn...
A
voedsel
B
goederen
C
het toestel
Slide 13 - Quiz
Kijk naar het plaatje
Wat zit er in de kast?
Wat zit er in de kast?
A
gereedschap
B
goederen
C
toestellen
Slide 14 - Quiz
afrekenen
A
betalen
B
boeten
C
opbrengen
