Oefenen H2, H3, H4

Wat zijn fossiele brandstoffen?
A
Steenkool, Bruinkool, aardolie & biomassa
B
Biomassa, aardgas, oerwater & steenkool
C
Steenkool, Bruinkool, Aardolie & Aardgas
D
Aardgas, biomassa, aardolie & steenkool
1 / 35
suivant
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Wat zijn fossiele brandstoffen?
A
Steenkool, Bruinkool, aardolie & biomassa
B
Biomassa, aardgas, oerwater & steenkool
C
Steenkool, Bruinkool, Aardolie & Aardgas
D
Aardgas, biomassa, aardolie & steenkool

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Na de ijstijd werd het warmer en daardoor
A
Ging de zeespiegel omlaag door de verdamping
B
Ging de zeespiegel omlaag door meer regen
C
Ging de zeespiegel omhoog door het smeltende ijs
D
Ging de zeespiegel omhoog door de regen

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Smeltend ijs zorgt voor een stijging van de zeespiegel. Welk ijs?
A
Landijs
B
Zee-ijs
C
Land- en zee-ijs
D
Geen van beide

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij welke energiebronnen komt koolzuurgas vrij?
A aardgas
B aardolie
C biomassa
D geothermische energie
E hydro-elektriciteit
F zonne-energie

A
A, B en C
B
A, C en D
C
A, B en D
D
A, B en E

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke energiebron is - duurzaam?
A aardgas
B aardolie
C biomassa
D geothermische energie
E hydro-elektriciteit
F zonne-energie

A
A, B en C
B
A, C en D
C
A, B en D
D
A, B en E

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef de betekenis van het broeikaseffect?
A
Het verbouwen van planten in kassen.
B
Gaslaag in de atmosfeer die ons beschermt tegen zonnestraling.
C
Het vasthouden van koude lucht door koolzuurgas.
D
Het vasthouden van warme lucht door gassen in de dampkring

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Neerslag: 350mm
Verdamping: 125mm
Nuttige neerslag....?
A
350mm
B
225mm
C
125mm
D
100mm

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is neerslag intensiteit?
A
De schade van neerslag die valt
B
Hoeveelheid neerslag die per uur of dag valt
C
De piekafvoer van de neerslag
D
Ongelijke neerslag verdeling

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Er zijn verschillende schaalniveaus. Wat is de juiste volgorde van kleine naar grote schaal?
A
Regionaal - lokaal - Nationaal - mondiaal - continentaal
B
Lokaal - nationaal - continentaal - mondiaal
C
Regionaal - nationaal - mondiaal - continentaal
D
Lokaal, regionaal, nationaal, continentaal, mondiaal

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk geografisch schaalniveau past het beste bij de volgende uitspraak?

‘Ontbossing van de Amazone draagt bij aan klimaatverandering.’
A
Lokaal niveau
B
Regionaal niveau
C
Continentaal niveau
D
Mondiaal dimensie

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het grootste nadeel van het opwekken van energie door fossiele brandstoffen?
A
luchtverontreiniging
B
Het is veel te duur
C
Door de winning ontstaat schade aan het milieu
D
Co2 komt extra vrij (opwarming aarde)

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bereken de relatieve
zeespiegelstijging als de
absolute zeespiegelstijging 2m is
en de bodemdaling 3m
A
1m
B
-1m
C
5m
D
-5m

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het IPCC heeft een aantal voorspellingen gedaan over de wereldwijde klimaatveranderingen tot het jaar 2100.
Wat is géén voorspelling van het IPCC?
A
Er zal gemiddeld minder neerslag vallen.
B
Er zullen meer droge periodes voorkomen.
C
Het gemiddelde zeeniveau zal sneller stijgen dan in de afgelopen eeuw.
D
Sommige plaatsen zullen kouder worden.

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het IPCC probeert verandering in het klimaat te voorspellen: klimaatmodellen.


  • We begrijpen nog niet alle mechanisme
  • Voorspellen daarom moeilijk
  • 21e eeuw: tussen 0,3 en 4,3 graden celsius

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Gevolg van water oppompen
langs de kust?
A
Irrigatie
B
Condensatie
C
Infiltratie
D
Verzilting

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is verzilting?
A
Het zoeter worden van de bodem
B
Het zouter worden van de bodem
C
Je weet wel, zilt
D
Het zouter maken van drinkwater, anders is het schadelijk

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Door afwatering zakt de bodem van veenpolders in, dat proces noem je
A
verklinking
B
verstening
C
inklinking
D
instening

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Door inklinking wordt het effect van zeespiegelstijging vergroot.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Relatieve zeespiegelstijging is de combinatie van de zeespiegelstijging en de daling van de bodem.
Par. 3
A
goed
B
fout

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

welke grondsoort heeft de beste waterhuishouding?
A
grind
B
zand
C
löss
D
klei

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Veen
Waddenzee
Polder
Reliëf
Stuk land omgeven met dijk waarin de waterstand door de mensen geregeld word.
Hoogteverschillen in het landschappen
Stuk zee langs de kust die regelmatig droogvalt.
Grondsoort die bestaat uit niet vergane plantenresten.

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Combineer de grondsoorten met de juiste omstandigheden.
Duinzand
Zeeklei
Veen
Dode platenresten onder water zonder zuurstof
Door golven en wind
In stilstaand water achter de duinen

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet de irrigatiemethoden in de juiste volgorde van veroorzaker van verzilting. 
1 = meeste verzilting, 3 = minste verzilting 
1
2
3

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Irrigatie
Ontbossing
Overbeweiding
Verzilting

Slide 24 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Verstening zorgt voor wateroverlast?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verstening zorgt ervoor dat
A
Water langzamer de grond infiltreert
B
Water sneller de grond infiltreert

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verstening leidt tot:
A
Verzilting
B
Hittestress
C
Vergroening
D
Wateroverlast

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ruimte voor de Rivier:
Sleep de maatregel naar de juiste tekening.
Dijkverhoging
Dijkverlegging
Nevengeul
Uiterwaardafgraving
Kribverlaging

Slide 28 - Question de remorquage

Nederland AB
In de grafieken zie je het regiem van drie rivieren. Welk type rivier hoort bij elke grafiek? 
Gletsjerrivier
Regenrivier
Gemengde rivier

Slide 29 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Zomerdijk
Winterdijk
Uiterwaard
Zomerbed
Kribben
Binnendijks

Slide 30 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat verandert er aan de watersituatie in een gebied met veel ontbossing?
A
De infiltratie van regenwater neemt toe.
B
De hoeveelheid neerslag neemt toe.
C
De kans op verdroging van de grond neemt toe.
D
De kans op overstromingen neemt af.

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Klimaatverandering is het ergst voor
A
Arme landen
B
Rijke landen
C
Iedereen

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het doel van het akkoord van Parijs?
A
De opwarming van de aarde moet beperkt blijven tot 2 C.
B
De temperatuur op aarde moet 2 C naar beneden.
C
Het klimaat moet extremer worden.
D
Er mogen geen broeikasgassen meer in de lucht zitten.

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Energie uit hernieuwbare energiebronnen zoals water, wind en zon
A
Duurzame ontwikkeling
B
Fossiele energiebron
C
Duurzame energie
D
Broeikaseffect

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hieronder zie je zes voorbeelden van fossiele en duurzame energiebronnen. Herken jij ze? Zet ze bij het juiste rijtje
Fossiele energie
Duurzame energie

Slide 35 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions