LE3 les 1 BTW

LE3 - Bedrijfseconomie
Onderwerpen
  • BTW 
  • Inkopen
  • Verkopen
  • Af te dragen btw
  • Brutowinstmarge-methode
  • Brutowinstopslag-methode
Toets LE3
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

LE3 - Bedrijfseconomie
Onderwerpen
  • BTW 
  • Inkopen
  • Verkopen
  • Af te dragen btw
  • Brutowinstmarge-methode
  • Brutowinstopslag-methode
Toets LE3

Slide 1 - Diapositive

BTW

Slide 2 - Carte mentale

Welke BTW-tarieven zijn er in NL?
  • Hoog tarief 
  • Laag tarief
  • Nul tarief

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

2

Slide 5 - Vidéo

Wat betekent de afkorting BTW?
A
Belasting tegenvallende woning
B
Belasting toegevoegde waarde
C
Belasting tegenover waarde
D
Bepaling toegevoegde waarde

Slide 6 - Quiz

Consument (klant) koopt goederen bij ondernemer (verkopen)

Consument betaalt btw  & ondernemer ontvangt btw (doorgeefluik)

Ondernemer betaalt btw aan fiscus (belastingdienst)

Fiscus ontvangt btw
Ondernemer koopt goederen bij leverancier (inkopen)

Ondernemer betaalt btw aan leverancier

Leverancier betaalt btw aan fiscus

Fiscus ontvangt btw 

Ondernemer krijgt btw terug van fiscus (te vorderen btw)

 

Slide 7 - Diapositive

Consument koopt goederen bij ondernemer (verkopen)

Netto - verkoopprijs = 100%
                            BTW       = 9/21% +  Consumentenprijs = 109/121%

De consument betaalt  de consumentenprijs aan de ondernemer. Ondernemer mag btw niet houden en betaalt dit aan de fiscus.

Ondernemer koopt goederen bij leverancier (inkopen)

Netto -inkoopprijs = 100%
                   BTW                   =   9/21% +  Inkoopfactuurprijs =  109/121%

De ondernemer betaalt in eerste instantie de inkoopfactuurprijs (incl. btw) aan de leverancier, maar krijgt later de btw terug van de fiscus.

Slide 8 - Diapositive

Oefenopdracht 'Inkopen'
Rekenvoorbeeld 'Ondernemer koopt goederen in bij leverancier':
1. Netto-inkoopprijs: €25
2. BTW: hoog tarief
3. Bereken de btw & inkoopfactuurprijs

Netto -inkoopprijs  =                 %         =     €
                            BTW   =                 %         =          ?    + 
 Inkoopfactuurprijs =                  %        =          ?

Slide 9 - Diapositive

Oefenopdracht 'Verkopen'
Rekenvoorbeeld 'Consument koopt goederen in bij ondernemer':
1. Netto-inkoopprijs: €112
2. BTW: laag tarief
3. Bereken de btw & consumentenprijs

Netto -inkoopprijs  =            %         =     €
                            BTW   =            %          =          ?    + 
 Consumentenprijs =            %         =          ?

Slide 10 - Diapositive

Oefenopdrachten
1. Netto inkoopprijs €256, btw laag: bereken de inkoopfactuurprijs
2. Inkoopfactuurprijs €17,50, btw hoog: bereken de netto inkoopprijs
3. Btw €2,75 en laag tarief: Bereken de inkoopfactuurprijs

4. Netto verkoopprijs €1.200, btw hoog: bereken de consumentenprijs
5.  Consumentenprijs €28,75, btw laag: bereken de netto verkoopprijs
6. Btw €22,50 en hoog tarief: Bereken de consumentenprijs

Slide 11 - Diapositive