Woordenschat slapen week 21

Woordenschatoefening


Doel: vergroten woordenschat.

Hoe: lees of luister naar de betekenis van de woorden,

Wat: beantwoord de vragen, typ je antwoord.
             Slapen
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Woordenschatoefening


Doel: vergroten woordenschat.

Hoe: lees of luister naar de betekenis van de woorden,

Wat: beantwoord de vragen, typ je antwoord.
             Slapen

Slide 1 - Diapositive

Een éénpersoonsbed


Een bed voor 1 persoon.

Slide 2 - Diapositive

Een tweepersoonsbed


Een bed voor 2 personen.

Slide 3 - Diapositive

Het hemelbed
Een bed met een mooie stof erboven, als een soort dakje.

Slide 4 - Diapositive

De hoogslaper
Een hoog bed. Onder het bed is ruimte om bijvoorbeeld te spelen of te chillen.

Slide 5 - Diapositive

Het luchtbed
Een matje waar je lucht in blaast. Daarna kun je er op slapen in een tent bijvoorbeeld.

Slide 6 - Diapositive

De slaapbank
Een bank waar je ook een bed van kunt maken.

Slide 7 - Diapositive

Het stapelbed
Twee bedden boven elkaar. Er kan iemand bovenin en iemand onderin slapen.

Slide 8 - Diapositive

Het waterbed
Een bed met een matras wat gevuld is met water.

Slide 9 - Diapositive

De hangmat
Een groot doek dat je bijvoorbeeld tussen twee bomen ophangt. Je kunt erin liggen.

Slide 10 - Diapositive

De bedstee
Een bed in een kast. Er zitten deurtjes voor. Vroeger hadden veel huizen dit.

Slide 11 - Diapositive

Het bloembed
Een stukje grond met bloemen, bijvoorbeeld in de tuin of het park.

Slide 12 - Diapositive

Noem zoveel mogelijk soorten bedden

Slide 13 - Carte mentale

Welk bed heeft twee bedden boven elkaar?

Slide 14 - Question ouverte

Welk bed heeft een matras gevuld met water?

Slide 15 - Question ouverte

Onder welk bed kan je spelen?

Slide 16 - Question ouverte

Welk bed heeft een stofje boven het bed hangen als een soort dak?

Slide 17 - Question ouverte

Wat hang ik tussen twee bomen en kan ik in liggen?

Slide 18 - Question ouverte

Het beddengoed
De spullen waarmee je een bed opmaakt.
Lakens
Slopen
Kussens
Dekens
Dekbedden

Slide 19 - Diapositive

Het dekbedovertrek
De hoes om je dekbed. Dan wordt het dekbed niet zo vies.

Slide 20 - Diapositive

De kussensloop
Een hoes voor je kussen. Je stopt je kussen erin. Zo wordt je kussen minder snel vies.

Slide 21 - Diapositive

knikkebollen
Zittend slapen waarbij je hoofd steeds naar voren knikt.

Slide 22 - Diapositive

Een dutje doen.
uitdrukking voor kort slapen.

Slide 23 - Diapositive

Maffen
Slapen

Slide 24 - Diapositive

Tukken
Slapen

Slide 25 - Diapositive

Pitten
Slapen

Slide 26 - Diapositive

Onder zeil zijn
Een uitdrukking voor lang en diep slapen. Je wordt voorlopig niet wakker.

Slide 27 - Diapositive

Een uiltje knappen
Een uitdrukking voor kort slapen.

Slide 28 - Diapositive

Welke woorden zijn er allemaal voor slapen?

Slide 29 - Carte mentale

Noem twee uitdrukkingen voor kort slapen.

Slide 30 - Question ouverte

Wat gaat er over een dekbed heen?

Slide 31 - Question ouverte

Wat beschermt mijn kussen tegen vies worden?

Slide 32 - Question ouverte

Wat betekent maffen?
A
gekke dingen doen
B
slapen
C
De mat schoonmaken
D
Stoffen

Slide 33 - Quiz

Wat betekent een uiltje knappen?
A
Een ui snijden.
B
Een lang dutje doen.
C
Een kort dutje doen.
D
De hele nacht wakkerliggen.

Slide 34 - Quiz

Maak een zin met de woorden:
bed en maffen.

Slide 35 - Question ouverte

Welk woord ga je nu nooit meer vergeten?

Slide 36 - Question ouverte

Goed gewerkt.


Slaap lekker vanavond.

Slide 37 - Diapositive