Meervoud van zelfstandige naamwoorden

Meervoud bij zelfstandige naamwoorden
Elk geslacht (der/die/das) heeft zijn eigen regels om het meervoud te vormen bij zelfstandige naamwoorden. 

Het lidwoord voor meervoud is altijd DIE !!!!!!!!!!!!!!!!!!
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Meervoud bij zelfstandige naamwoorden
Elk geslacht (der/die/das) heeft zijn eigen regels om het meervoud te vormen bij zelfstandige naamwoorden. 

Het lidwoord voor meervoud is altijd DIE !!!!!!!!!!!!!!!!!!

Slide 1 - Diapositive

der - mannelijk
Regel 1: umlaut (auto) + e 
der Ball - die Bälle             der Freund - die Freunde 
*Umlaut alleen op a, u, o en als die klinkers de 1e klinker zijn  

Regel 2: mannelijk woord eindigt op -el, -er, -en verandert alleen het lidwoord. 
der Lehrer - die Lehrer           der Onkel - die Onkel 

Slide 2 - Diapositive

die - vrouwelijk
Regel 1: +(e)n 
die Frau - die Frauen         die Katze - die Katzen
*als het woord eindigt op een -e komt er alleen een -n bij. 

Regel 2: vrouwelijke woorden die eindigen op -n, -s krijgen eerst een verdubbeling van de letter en dan +en
die Freundin - die Freundinnen
*de vriendin - die vriendinnen (dit gebeurt in het Nederlands ook)

Slide 3 - Diapositive

das - onzijdig


Regel 1: +e
das Heft - die Hefte 
Regel 2: onzijdige woord eindigt op -el, -er, -en verandert alleen het lidwoord. 
das Fenster- die Fenster       

Regel 3: onzijdige woorden die eindigen op -n, -s krijgen eerst een verdubbeling van de letter en dan +e
das Ergebnis- die Ergebnisse

Slide 4 - Diapositive

Uitzondering op hoofdregels
Woorden die eindigen op: a, i, o, y krijgen +s, ongeacht het geslacht dat ze hebben.

das Taxi - die Taxis
das Handy - die Handys 
die Oma - die Omas


Slide 5 - Diapositive

Stappenplan: meervoud vormen
Stap 1: Is het de uitzondering?

Stap 2: Welk geslacht (der/die/das) heeft het zelfstandig nw?
 
Stap 3: Waar eindigt het woord op?

Voorbeeld:
der Ball - die Bälle               
die Adresse - die Adressen 

Slide 6 - Diapositive

Wat is het meervoud van: das Heft
A
das Hefte
B
die Hefte
C
die Heften

Slide 7 - Quiz

Wat is het meervoud van: der Lehrer
A
der Lehrer
B
die Lehrere
C
die Lehrer

Slide 8 - Quiz

Wat is het meervoud van: die Stelle
A
der Stelle
B
die Stelleen
C
die Stellen

Slide 9 - Quiz

Maak het meervoud van: der Sohn

Slide 10 - Question ouverte

Maak het meervoud van: der Lolly

Slide 11 - Question ouverte

Maak het meervoud van: die Pause

Slide 12 - Question ouverte

Maak het meervoud van: das Jahr

Slide 13 - Question ouverte

Maak het meervoud van: das Fenster

Slide 14 - Question ouverte

Maak van het meervoud: die Lehrerin

Slide 15 - Question ouverte