Herhalen H1

Herhalen H1 & H2
Planning:
  • Korte Uitleg H1
  • Quiz H1
  • Korte uitleg H2
  • Quiz H2
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Herhalen H1 & H2
Planning:
  • Korte Uitleg H1
  • Quiz H1
  • Korte uitleg H2
  • Quiz H2

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Wat was de Sociale Kwestie ook alweer? 
  • Een kwestie is een "probleem"
  • Eind 19e eeuw waren de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders duidelijk zichtbaar > sociale kwestie
  • Vooral in de steden was het probleem goed zichtbaar.

Slide 7 - Diapositive

Wie helpt de arbeiders?

  • Nederland kent drie grote politieke stromingen: socialisten (links), confessionelen (midden/rechts) en liberalen (rechts)

  • Deze politieke groepen hebben allemaal een andere oplossing voor de Sociale Kwestie, maar ook allemaal eigen belangen

Slide 8 - Diapositive

Liberalen
Aanhang: Rijke burgers, eerste politici

Leider:  Thorbecke

Politieke partij: Liberale Unie.

Ideeën: Overheid moet zich zo min mogelijk met het land bemoeien, alleen zorgen voor veiligheid. Zeker niet met de economie.
Ideaal:  de 'Nachtwakersstaat' 

Slide 9 - Diapositive

Socialisme 
het willen verbeteren van de levensomstandigheden van de arbeidersklassen.
Communisten

  • Revolutie is de enige optie!
  • Vechten voor een communistische staat
  • Karl Marx

1917 Russische Revolutie


Sociaal democraten:

  • Via de regeren en wetten de leefomstandigheden van de arbeidersklassen verbeteren.

  • Strijden voor algemeen kiesrecht

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Katholieken  
  • Rooms Katholieke Staats Partij (RKSP- 1926 )
  • Herman Schaepman
  • emancipatie van de katholieken
  • financiering bijzonder onderwijs


Protestanten 
  • Anti Revolutionaire Partij (ARP - 1879))
  • Abraham Kuyper
  • 'kleine luyden' 
  • financiering bijzonder onderwijs
Socialisten
  • Sociaal Democratische Bond (SDB - 1881)
  •  Ferdinand Domela Nieuwenhuis
  • Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP - 1894) 
  • Troelstra
  • arbeiders & algenmeen kiesrecht


Liberalen
  • Liberale Unie (1885)
  • Thorbecke
  • vrijheid, kleine overheid

Slide 13 - Diapositive

Ik kan uitleggen waar de confessionelen tijdens de schoolstrijd voor streden.

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Politieke tegenstellingen

De socialisten willen algemeen kiesrecht,
  • de liberalen en de confessionelen niet.

De confessionelen willen geld voor bijzonder onderwijs
  • de liberalen en de socialisten niet.

De confessionelen en socialisten besluiten op elkaars voorstellen te gaan stemmen, waardoor er toch een meerderheid ontstaat. Ze sluiten dus een dealtje! 

Gevolg> Hierdoor worden de liberalen buiten spel gezet

Slide 16 - Diapositive

Belangrijkste gevolgen van de Pacificatie van 1917  
  • Er komt een einde aan de Schoolstrijd: zowel Openbaar- als Bijzonder onderwijs krijgen nu geld van de overheid

  • Er komt Algemeen Kiesrecht voor mannen (vanaf 23 jaar)

  • Er komt kiesrecht voor vrouwen (1917: passief kiesrecht
     1919: actief kiesrecht)
Ik kan de schoolstrijd en de Pacificatie van 1917 beschrijven.

Slide 17 - Diapositive

Wanneer was het Revolutiejaar?
A
1813
B
1815
C
1830
D
1848

Slide 18 - Quiz

Opdracht: Welke bestuursvormen waren er ook alweer? 
Maak de juiste combinaties. 
DEMOCRATIE
REPUBLIEK
CONSTITUTIONELE MONARCHIE
DICTATUUR 
Een bestuursvorm waarbij één persoon (of één groep) alle macht in een land heeft. 
Een bestuursvorm waarbij het volk (demos) zijn bestuurders kiest.
 Een bestuursvorm waarbij het staatshoofd (de president) wordt gekozen. 
 Een bestuursvorm waarbij de macht van de koning wordt beschreven in de grondwet. 

Slide 19 - Question de remorquage

Welke bestuursvorm heeft ons land?
A
Een monarchie
B
Een republiek
C
Een constitutionele monarchie
D
Een constitutionele republiek.

Slide 20 - Quiz

In 1848 zijn dit de belangrijke namen
A
Thorbecke - Willem II
B
Thorbecke - Willem I
C
Willem I en Willem II
D
In 1848 zijn er geen belangrijke namen

Slide 21 - Quiz

Vóór of NA de grondwetswijziging van 1848:

De koning is onschendbaar.
A
Voor
B
Na

Slide 22 - Quiz

Recht van amendement is.....
A
Recht om een wetsvoorstel te wijzigen
B
Recht om zelf een wetsvoorstel in te dienen.
C
Recht om vragen te stellen
D
Geen enkel recht

Slide 23 - Quiz

Wat zijn ook al weer Klassieke Grondrechten?
A
Rechten die al vanaf de tijd van de Romeinen in de wet staan
B
Rechten uit de grondwet van 1848, bedoeld om burgers te beschermen tegen machtsmisbruik vd overheid.
C
Alle rechten die in de grondwet van 1848 stonden
D
Het recht op huisvesting , onderwijs en medische zorg en stemrecht.

Slide 24 - Quiz

De Luxemburgse kwestie ging over de:
A
onschendbaarheid van de koning
B
het recht van initiatief
C
het recht van amendement
D
ministeriële verantwoordelijkheid

Slide 25 - Quiz

Wat is de sociale kwestie?
A
De armoede onder boeren in de 19e eeuw.
B
De wet om kinderarbeid te verbieden.
C
Het besef dat er een oplossing moet komen voor de slecht woon- en werkomstandigheden van arbeiders
D
Wetten waarmee het leven van rijke mensen in de 19e eeuw beter zou moeten worden.

Slide 26 - Quiz


Door de Luxemburgse kwestie veranderde in 1867 de politieke verhouding tussen het kabinet en het parlement.  
1 Alle leden van het kabinet dienden hun ontslag in.
2 Het kabinet kreeg een conflict met de Tweede Kamer over de aanpak van de Luxemburgse kwestie.
3 De Tweede Kamer keurde de begroting van het kabinet af.
 
A
Luxemburgse kwestie → 2 → 1 → 3 → nieuwe politieke verhouding
B
Luxemburgse kwestie → 2 → 3 → 1 → nieuwe politieke verhouding
C
Luxemburgse kwestie → 3 → 1 → 2 → nieuwe politieke verhouding
D
Luxemburgse kwestie → 3 → 2 → 1 → nieuwe politieke verhouding

Slide 27 - Quiz

Welke politieke stroming komt op voor de rechten van arbeiders?
A
socialisme
B
liberalisme
C
confessionelen
D
populisme

Slide 28 - Quiz

Hoe wordt de (sociale) wet uit 1874, die kinderarbeid voor kinderen onder de 12 jaar verbood, genoemd?
A
Het Afschaffingswetje van Troelstra
B
Het Onderwijswetje van Marx
C
Het Schoolwetje
D
Het Kinderwetje van Van Houten

Slide 29 - Quiz

Het Caoutchouc-artikel werd ingevoerd in:
A
1848
B
1887
C
1914
D
1918

Slide 30 - Quiz

Het Caoutchouc-artikel heeft als gevolg dat:
A
Iedereen mag stemmen
B
Alle mannen mogen stemmen
C
De kiesdrempel steeds lager wordt
D
Er rubber ingevoerd wordt vanuit Indie

Slide 31 - Quiz

Wat houdt 'algemeen kiesrecht' in?
A
Stemrecht voor vrouwen
B
Stemrecht voor mannen die veel belasting betalen
C
Stemrecht voor mannen die daarvoor 'geschikt' waren.
D
Stemrecht voor mannen én vrouwen

Slide 32 - Quiz


Koning Willem II was lange tijd tegen een nieuwe grondwet die ervoor zou zorgen dat burgers meer politieke invloed kregen. Tóch gaf de koning in 1848 aan Thorbecke de opdracht om een nieuwe grondwet te schrijven.
▻Waardoor veranderde koning Willem II van gedachten?
A
Er vonden revoluties plaats in de koloniën van Nederland.
B
Er vonden revoluties plaats in een meerdere Europese landen.
C
Lenin leidde een revolutie in Rusland.
D
Troelstra leidde een revolutie in Nederland.

Slide 33 - Quiz


Thorbecke was al vóór 1848 lid van de Tweede Kamer. Hij had
verschillende ideeën. Zo wilde hij de grondwet wijzigen, waardoor rijke
burgers meer invloed kregen op het bestuur van het land. Ook wilde hij dat er meer spoorlijnen kwamen om de infrastructuur te verbeteren.

Welke begrippen passen bij de ideeën van Thorbecke?

A
liberalisme + industrialisatie
B
liberalisme + pacificatie
C
socialisme + industrialisatie
D
socialisme + pacificatie

Slide 34 - Quiz


Gebruik de bron
In de grafiek is de ontwikkeling te zien van de uitbreiding van het kiesrecht.

▻Welke verandering van het kiesrecht is te zien tussen 1880 en 1890?
A
de invoering van actief kiesrecht
B
de invoering van algemeen kiesrecht
C
de invoering van caoutchouc-artikel
D
de invoering van passief kiesrecht

Slide 35 - Quiz