2.3 lenen is betalen

• Economie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Lesprogramma (4 les-uren)

vragen 2.1 en 2.2.

examenopgaven 

uitleg 2.3

2.3 maken

rekenen / bespreken

quiz 2.3

2.3 afmaken 

examenopgave 

kahoot 

examentraining 

examentraining 1

blz 66,67

Rondkomen met je inkomen'

opdr 1 t/m 4

12 minuten in stilte 

zelf nakijken!!!

klaar? verder met 2.3 

2.3 Lenen is betalen!

In deze les leer je:

- de drie leenmotieven;

- de kredietkosten berekenen; 

- welke leningen (= kredieten) er zijn.

      

     

GOAL!

Leenmotieven

tijdelijk geld tekort 

duurzaam consumptiegoed

woning kopen

tegenvallers financieren 

Onverwacht geldtekort

Tijdelijk geldtekort

Voor een duurzaam consumptiegoed

Voor een huis (hypotheek)

Lening terugbetalen

Als je geld hebt geleend moet je twee dingen terugbetalen

1. Het leenbedrag (= aflossing)
2. Een vergoeding (= rente)

Hoe bereken je de kredietkosten?

Je leent € 4.000 met een looptijd van drie jaar en betaalt in maandtermijnen van € 130,-. Wat betaal je aan kredietkosten? 

Terugbetaald                                 =     € 
Leenbedrag (aflossing)            =     € 
                                                                    ----------   - 
Kredietkosten                               =      €    

Hoe bereken je de kredietkosten?

Je leent € 4.000 met een looptijd van drie jaar en betaalt in maandtermijnen van € 130,-. Wat betaal je aan kredietkosten? 

Terugbetaald: € 130 x 12 x 3    =     € 4.680
Leenbedrag (aflossing)            =     € 4.000
                                                                    ----------   - 
Kredietkosten                               =      €    680

Hypothecaire lening = hypotheek

Voor de aankoop van een onroerend goed                                         

Het onroerende goed dient als onderpand

de grond en alles wat daar vast op staat (huizen en andere gebouwen)

de bank kan het onroerende goed verkopen als de aflossing en rente niet worden betaald

Hypothecaire lening = hypotheek

Omdat het onroerende goed dient als onderpand is de            

                                                 hypotheekrente  lager  /  hoger

                                               Let op:  de hypotheekrente (dus niét de aflossing) is aftrekbaar van de inkomstenbelasting! Zie par. 6.2.

lager  dan de rente van een consumptief krediet

Vormen van consumptief krediet:

- Persoonlijke lening (aflossen in vooraf afgesproken termijnen)​

- Doorlopend krediet (betaal je ook in maandtermijnen terug, maar  

   het afgeloste bedrag kun je weer opnemen tot aan de kredietlimiet)

- Salariskrediet

   (tot een bepaald bedrag rood staan → hangt van je salaris af)

Koop op afbetaling 

         

           Lease

Huurkoop

Consumptief krediet in termijnen betalen

Je bent meteen eigenaar

Je wordt eigenaar na betalen van de laatste termijn

Je huurt een product en wordt geen eigenaar

MAken

opg. 21 t/m 25

(blz. 50)

hierna rekenen

REKENEN

blz 64 en 65

opdracht 1, 4, 9, 11, 

12 minuten 

Klaar verder met 2.3 

In deze les leer je:

- de drie leenmotieven;

- de kredietkosten berekenen; 

- welke leningen (= kredieten) er zijn.

      

     

Evaluatie

2e deel: 

* waar gaat 2.3 over

quiz lesson-up

2.3 afmaken 

Wat heb je geleerd?

Wat heb je geleerd?

Je leent € 1.000 met een looptijd van 12 maanden en betaalt in maandtermijnen van € 100.
Wat zijn de totale kredietkosten?

1. € 2200
2. € 1200
3. € 1000
4. € 200

Wat is géén vorm van consumptief krediet?

1. Hypotheek
2. Salariskrediet
3. Persoonlijke lening
4. Doorlopend krediet

Bij welke kredietvorm mag je het afgeloste bedrag steeds weer opnieuw lenen?

1. Hypotheek
2. Salariskrediet
3. Persoonlijke lening
4. Doorlopend krediet

Juist of onjuist?
Als je een hypotheek afsluit, heb je altijd een onderpand.

1. Juist
2. Onjuist

Wat is géén leenmotief?

1. Tijdelijk geldtekort
2. Onverwacht geldtekort
3. Voor de rente
4. Voor een huis

Wat is een aftrekpost bij de inkomstenbelasting?

1. Hypotheekaflossing
2. Hypotheekrente + hypotheekaflossing
3. Onderpand + hypotheekrente
4. Hypotheekrente

Welke rente is hoger?

1. de hypotheekrente
2. de rente van huurkoop

Maken:

opg. 26 t/m 29

(blz. 52)

examentraining

blz 67, 68 en 69

Rondkomen met je inkomen'

opdr 5 t/m 8

12 minuten 

klaar? verder met 2.3