2L16 feb

Welkom bij Nederlands!
Telefoon in je tas 
Op tafel: 
Leesboek
Kauwgum in de prullenbak
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands!
Telefoon in je tas 
Op tafel: 
Leesboek
Kauwgum in de prullenbak

Slide 1 - Diapositive

boek lezen/nos.nl
timer
10:00

Slide 2 - Diapositive

Vandaag
vorige les 
huiswerk
herhaling werkwoordspelling
spelling engelse werkwoorden
 maken/huiswerk
einde les

Slide 3 - Diapositive

Huiswerk
Maak cursus 7 §9
Leer §2,3,4

Slide 4 - Diapositive

 Werkwoordspelling

Slide 5 - Diapositive

Stappenplan

Slide 6 - Diapositive

Werkwoordsvormen

- infinitief
- pvtt
- vd
- od
Werkwoordstijden

- ott
- ovt
- vtt
- vvt

Slide 7 - Diapositive

 voltooid of onvoltooid deelwoord?
Voltooid deelwoord
het is al gebeurd
De deur is geverfd.
Onvoltooid deelwoord
het is nog gaande
Marie reist zeilend de wereld over.

Slide 8 - Diapositive

Een overzicht van de werkwoordstijden

Slide 9 - Diapositive

Benoem de werkwoordstijd.

Ik volg de les.
A
ott
B
vtt
C
ovt
D
vvt

Slide 10 - Quiz

Benoem de werkwoordstijd.
Had je de afwas al gedaan?
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 11 - Quiz

Benoem de werkwoordstijd.
Ik heb gitaar gespeeld.
A
ott
B
ovt
C
vtt
D
vvt

Slide 12 - Quiz

Benoem de werkwoordstijd.

Ik had spinazie gegeten.
A
ott
B
vtt
C
ovt
D
vvt

Slide 13 - Quiz

Kortom:
> onvoltooid tegenwoordig tijd (ott): Ik maak een oefening.

> onvoltooid verleden tijd (ovt): Ik maakte een oefening.

> voltooid tegenwoordig tijd (vtt): Ik heb een oefening gemaakt.

> voltooid verleden tijd (vvt): Ik had een oefening gemaakt.

Slide 14 - Diapositive

Korte pauze!
timer
5:00

Slide 15 - Diapositive

Engelse werkwoorden

Slide 16 - Diapositive

Engelse leenwoorden vervoegen we hetzelfde als Nederlandse werkwoorden

Slide 17 - Diapositive

Engelse werkwoorden

Slide 18 - Diapositive

Engelse werkwoorden
infinitief
stam
tt
vt
vd
werken
werk

ik werk
jij werkt
ik werkte
jij werkte
ik heb gewerkt
mailen
mail
ik mail
jij mailt
ik mailde
jij mailde
ik heb gemaild
daten
date

Slide 19 - Diapositive

spelling engelse werkwoorden

Slide 20 - Diapositive

Hoe spel je Engelse werkwoorden?
A
Volgens de Nederlandse spellingsregels
B
Volgens de Engelse spellingsregels
C
Volgens aparte spellingsregels
D
Hangt af van het woord. Sommige spelling volgens Nederlandse regels, andere Engels.

Slide 21 - Quiz

Engelse werkwoorden
Hij heeft de bal over het net (smashen).
A
gesmasht
B
gesmashed
C
gesmashet
D
gesmashd

Slide 22 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (managen-vt)
A
managede
B
managete
C
managde
D
managte

Slide 23 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Wij hebben (basketballen)
A
gebasketballd
B
gebasketbald

Slide 24 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (timen - vt)
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 25 - Quiz

Engelse werkwoorden
Jij (deleten-tt)
A
deletet
B
delet

Slide 26 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij (lunchen-vt)
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 27 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij ...(racen - vt).
A
Hij racte.
B
Hij racette.
C
Hij racde.
D
Hij racete.

Slide 28 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (barbecueën-vt)
A
barbecuedde
B
barbecuede
C
barbecuete
D
barbecuette

Slide 29 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Zij hebben (volleyballen)
A
gevolleybald
B
gevolleyballd

Slide 30 - Quiz

Ik snap hoe je de Engelse werkwoorden schrijft
A
Ja
B
Ja, maar ik wil nog wat extra instructie
C
Nee, ik snap er nog niet veel van.

Slide 31 - Quiz

Huiswerk
Maak cursus 7 §10 Engelse werkwoorden opdracht  1 tot en met 5
leer de theorie van §2,3,4,5,6

Slide 32 - Diapositive

Fijne vakantie

Slide 33 - Diapositive