Pincode, hoofdstuk 5: "Is er werk voor jou?" Herhaling.

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Hoofdstuk 5: "Is er werk voor jou?"

Herhaling.

Welkom!

Juist of onjuist?
Het nettoloon is hoger dan het brutoloon.

1. Juist
2. Onjuist

Het nettoloon =...

1. brutoloon - loonbelasting
2. brutoloon - sociale premies
3. brutoloon - (loonbelasting + sociale premies)
4. brutoloon + (loonbelasting - sociale premies)

Je brutoloon is €3.750,-. Hierop wordt €625,- aan loonbelasting en €150,- aan sociale premies ingehouden. Bereken het nettoloon.

Brutoloon €3.650

Loonbelasting € 625

Sociale Premies €150 -

Nettoloon €2.875,-

  

Zelfstandig aan het werk.

Opdracht:

Maak zelfstandig opgave 1 t/m 3 op blz. 152. Overleggen is toegestaan. 

Hulp nodig?

1. Gebruik je boek.

2. Vraag aan je klasgenoot.

3. Vraag aan je 

docent.

Klaar?

Meld je bij je docent.

Na 5 minuten gaan we klassikaal de opdracht bespreken. Je geeft dan antwoord als je de beurt krijgt. Let op! Je moet je antwoord kunnen 

uitleggen.  

Wat zijn arbeidsmotieven?

Het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid noemen we...

1. De arbeidsmarkt
2. De beroepsmarkt
3. De beroepsbevolking
4. De samenleving

Het aanbod van arbeid.

De vraag naar arbeid.

De werkgelegenheid.

De beroepsbevolking.

De beroepsbevolking in de gemeente Hoogeveen telt 43.000 mensen. De werkloosheid is 5.5%. Hoeveel inwoners zijn werkloos?

1. 2390 inwoners
2. 2365 inwoners

Zelfstandig aan het werk.

Opdracht:

Maak zelfstandig opgave 11 t/m 13 op blz. 153. Overleggen is toegestaan. 

Hulp nodig?

1. Gebruik je boek.

2. Vraag aan je klasgenoot.

3. Vraag aan je 

docent.

Klaar?

Meld je bij je docent.

Na 7 minuten gaan we klassikaal de opdracht bespreken. Je geeft dan antwoord als je de beurt krijgt. Let op! Je moet je antwoord kunnen 

uitleggen.  

Wanneer het werk wordt overgenomen door machines, dan ontstaat er...

1. Frictiewerkloosheid.
2. Structurele werkloosheid.
3. Conjuncturele werkloosheid.
4. Regionale werkloosheid.

Wanneer er sprake is van een economische crisis, dan ontstaat er...

1. Frictiewerkloosheid.
2. Seizoenswerkloosheid.
3. Conjuncturele werkloosheid.
4. Structurele werkloosheid.

Wanneer mensen net van school komen of net ontslagen zijn, dan ontstaat er...

1. Structurele werkloosheid.
2. Frictiewerkloosheid.
3. Regionale werkloosheid.
4. Seizoenswerkloosheid.

Primaire sector.

Tertiaire sector.

Secundaire sector.

Quartaire sector.