Werkwoorden t.t. (Na pv en ik-vorm)

Werkwoorden

Doewoorden
Woorden die aangeven wat iemand doet

1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Werkwoorden

Doewoorden
Woorden die aangeven wat iemand doet

Slide 1 - Diapositive

Hele werkwoord
wij .....

Slide 2 - Carte mentale

Werkwoord vervoegen t.t.
De juiste vorm van het werkwoord opschrijven

ik .....
hij .....
wij .....

Slide 3 - Diapositive

Regels t.t.
stam = hele werkwoord - en
vb.: brengen - en = breng

ik stam  -  ik breng
hij stam + t  -  hij brengt
wij hele werkwoord -  wij brengen


Slide 4 - Diapositive

Let op!
Vaak moet je de stam aanpassen!
 
Voorbeelden:
werkwoorden: lopen / reizen
stam: lop / reiz
ik- vormen: loop / reis

Slide 5 - Diapositive

Ik ....... (fietsen)
A
fietst
B
fietsen
C
fiets
D
fiet

Slide 6 - Quiz

Hij ......... (noemen)
A
noem
B
noemt
C
noemd
D
noemen

Slide 7 - Quiz

Wij ........ (roepen)
A
roept
B
roep
C
roepd
D
roepen

Slide 8 - Quiz

Ik ....... (geven)
A
gev
B
geeft
C
geef
D
gevt

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste werkwoordsvorm in.
1. Karin ........ graag stripboeken.                 (lezen)
2. Mama zei: 'ik ....... een pannenkoek'.     (bakken)
3. Joost ........ naar een spannende film.  (kijken)
4. De mensen ........ door het bos.               (wandelen)
5. Ik ...... dat ik een goed cijfer heb.            (denken)
6. Wij ....... Kim , maar ze hoort ons niet.  (roepen)
7. De groep ........ de opdrachten.                 (maken)

Slide 10 - Diapositive

1. Karin ..... graag stripboeken. (lezen)

Slide 11 - Question ouverte

4. De mensen ....... door het bos. (wandelen)

Slide 12 - Question ouverte

5. Ik ...... dat ik een goed cijfer heb. (denken)

Slide 13 - Question ouverte

7. De groep ........ de opdrachten. (maken)

Slide 14 - Question ouverte