Blok 1: Baby's en bejaarden

Thema 12
Wie wonen er in Nederland?

Deelvraag: Hoe verandert de bevolking van Nederland door geboorte en sterfte?
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Thema 12
Wie wonen er in Nederland?

Deelvraag: Hoe verandert de bevolking van Nederland door geboorte en sterfte?

Slide 1 - Diapositive

Blok 1 Baby's en bejaarden
Leerdoelen:
Je kunt de belangrijkste bevolkingsconcentraties van Nederland noemen en aanwijzen op de kaart.
Je kunt vertellen welke vier factoren zorgen voor veranderingen in de bevolkingsomvang van een gebied
Je kunt uitleggen hoe de geboorte- en sterftecijfers in de afgelopen 100 jaar veranderd zijn.
Je kunt uitleggen waardoor de geboorte- en sterftecijfers in de afgelopen 100 jaar zijn veranderd. 
Je kunt uitleggen waardoor vegrijzing veroorzaakt wordt en wat de gevolgen van vergrijzing zijn.
Je kunt de begrippen van dit blok in eigen woorden uitleggen. 

Slide 2 - Diapositive

Agenda invullen
M . Tjhema 12 Blok 1 : Opdracht 3, 4,6, 8, 9, 11, 12, 14, 17, 19, 23  
of
M: Opdrachten op onderstaande site. 
https://maken.wikiwijs.nl/62200/Thema__Wij_en_zij__vmbo12 
--> Je maakt 2 eindopdrachten om af te tekenen aan het eind van de deeltaak
L. Quizlet begrippen blok 1

2A& 2B& 2C & 2D bij 15 mei
2E  & 2F bij 16 mei

 PO inleveren: Uiterlijk 9 mei 


Slide 3 - Diapositive

Is Nederland overbevolkt?
In het westen van Nederland, Randstad, wonen veel mensen. 

  •  Bevolkingsconcentratie = een gebied waar veel mensen dicht op elkaar wonen.
  • Overbevolking betekent dat er in een gebied te veel mensen wonen.

In het noorden van Nederland is veel ruimte. Daar wonen weinig mensen. De bevolkingsspreiding is dus ongelijk. 

Slide 4 - Diapositive

De bevolking verandert
Het bevolkingsaantal van een land verandert door geboorte, sterfte en verhuizingen.

Je vergelijkt landen door middel van: 
Geboortecijfer = aantal geboorten per 1.000 inwoners per jaar
Sterftecijfer = aantal sterfgevallen per 1.000 inwoners per jaar.


Slide 5 - Diapositive

De bevolking verandert
Bevolkingsgroei berekenen: 
Natuurlijke bevolkingsgroei = verandering van bevolkingsaantal door geboorte en sterfte.
Geboorteoverschot = het geboortecijfer min het sterftecijfer.
Sterfteoverschot = er sterven meer mensen dan er geboren worden.

Slide 6 - Diapositive

De bevolking verandert

Slide 7 - Diapositive

Steeds minder jongeren
Voor 1900 kregen mensen veel kinderen:
  • weinig kennis over geboorteregeling
  • mensen trouwden jong
  • kinderen waren een verzekering voor later

Slide 8 - Diapositive

Steeds minder jongeren?
Nu vruchtbaarheidscijfer minder dan twee. Oorzaken daling:
  • voorbehoedmiddelen
  • mensen krijgen later kinderen
  • meer hoogopgeleide vrouwen willen geen kinderen
  • steeds meer mensen zonder partner
  • minder vrouwen in de vruchtbare leeftijd

Ontgroening = de afname van het aandeel jongeren op de totale bevolking.

Slide 9 - Diapositive

Het vruchtbaarheidscijfer, 1940-2010

Gemiddelde leeftijd moeder bij geboorte eerste kind, 1950-2010.

Slide 10 - Diapositive

Vergrijzing
  • Levensverwachting is gestegen dankzij betere voeding, medische kennis en hygiëne.

  • Vergrijzing = de toename van het percentage mensen ouder dan 65 jaar op de totale bevolking.

Slide 11 - Diapositive

Gevolgen van de vergrijzing:
  • Meer huizen nodig.
  • Kosten voor zorg stijgen.
  • Kleiner deel bevolking werkt.
  • Meer pensioenen uitbetalen.
  • Meer ouderen die recreëren en vrijwilligerswerk doen.

Slide 12 - Diapositive

Migratie
Migratie verandert het bevolkingsaantal in een land. 

  • Migratie = verhuizen
  • Migrant = iemand die zich vestigt in een ander gebied.
  • Immigrant = iemand die zich uit het buitenland in een land vestigt.
  • Emigrant = iemand die uit een land vertrekt om in een ander land te gaan wonen.

Slide 13 - Diapositive

Grote migratiestromen
1960 Vertrekoverschot in Nederland. Er gingen veel mensen emigreren naar Amerika, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland.

Na 1960 Vestigingsoverschot in Nederland. De economie groeide er kwamen veel mensen hier wonen.

Migratiesaldo = het verschil tussen het aantal immigranten en het aantal emigranten.

Slide 14 - Diapositive