organen en cellen herhaling voor de toets

Organen en cellen
Bronnen:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 52
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

Cette leçon contient 52 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Organen en cellen
Bronnen:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Diapositive

Planning:
  • Herhaling
  • Aan het werk
  • Nakijken/bespreken
  • Afsluiting

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van de les;
  • kun je uitleggen wat organen en orgaanstelsels zijn.
  • kun je organen benoemen in een torso.
  • je kunt de organen van de planten benoemen. 
  • kun je drie orgaanstelsels van de mens beschrijven.
  • kun je de cel onderdelen van de dierlijke cel en de functies benoemen.
  • kun je beschrijven waarom celdeling nodig is.
  • kun je de stappen van de celdeling natekenen.

Slide 3 - Diapositive

TORSO

Slide 4 - Diapositive

Organenstelsels
Bloedvatenstelsel

Verteringsstelsel
Ademhalingsstelsel

Slide 5 - Diapositive

Organenstelsels
Organen werken vaak samen met meerdere andere organen. Zo'n groep organen die samenwerken noem je een organenstelsel. Op de afbeelding zie je het verteringsstelsel.


verteringsstelsel
slokdarm, lever maag dunne darm  dikke darm
bloedvatenstelsel
hart aorta holle ader bloedvaten
Bottenstelsel
Schedel rib wervelkolom dijbeen teenkootjes 
en nog veel meer
Zenuwstelsel
Hersenen  ruggenmerg  zenuwen

Slide 6 - Diapositive

 Organen van planten
De organen van planten zijn:
  •  bloem
  • blad
  • stengel
  •  wortel

Slide 7 - Diapositive

Wortelstelsel
Alle wortels samen noemen we het wortelstelsel:

  • hoofdwortel
  • zijwortel
  • wortelharen

Slide 8 - Diapositive

3 Functie van de wortels
  •  Water met voedingsstoffen opnemen

  • De plant vastzetten in de grond 

  • Reservevoedsel opslaan

Slide 9 - Diapositive

Functies van bladeren

  • Bladeren maken voedsel 
voor de plant                         
  • Bladeren maken zuurstof

Slide 10 - Diapositive

Stengels
De stengels hebben twee functies:
  1. Transport (vervoer) van stoffen
  2. Stevigheid geven aan de plant en dragen bladeren en bloemen. 
    (door hout of door water)


Slide 11 - Diapositive

Organen bestaan uit cellen. 
De cellen zijn de bouwstenen van je organen.

Door een microscoop kun je cellen bekijken. Ze lijken plat maar dat zijn ze in werkelijkheid niet. Er zijn verschillenden vormen, het lijken net zakjes die gevuld zijn met water. 
rode bloedcel
Vorm: rond
Kan makkelijk door bloedvat
zenuwcel
Vorm: met lange uitlopers
Kan makkelijk contact maken met verschillende cellen
Soorten cellen
Botcel
Spiercel

Slide 12 - Diapositive

Waaruit bestaan organen?
Organen bestaan uit cellen.
Bouwstenen = cellen

Slide 13 - Diapositive

De microscoop

Slide 14 - Diapositive

Het preparaat

Slide 15 - Diapositive

Cellen van dieren

Celplasma (cytoplasma):
Water met opgeloste stoffen

Celmembraan:
Dun vlies, een beetje doorlaatbaar (stoffen er doorheen)

Celkern: regelt alles wat in de cel gebeurt

Slide 16 - Diapositive

Waarom worden in je lichaam nieuwe cellen gemaakt?
- groei

Waarom worden er nieuwe cellen aangemaakt?
Groeien
Herstel
Vernieuwing

Slide 17 - Diapositive

2.7 Cellen delen
Uit een moedercel ontstaan 2 dochtercellen.

Na de celdeling gaan de dochtercellen groeien.
Dit heet plasmagroei.

De dochtercellen worden daardoor even groot als de moedercel.

Slide 18 - Diapositive

Aan het werk:

Wat? : Werkblad
Tijd?: 15 min
Hoe?: Individueel
Hulp?: Je boek/docent
Klaar?: Leer voor de toets!
Resultaat?: Nakijken



timer
15:00

Slide 19 - Diapositive

Afsluiting
Belangrijke data:
Woensdag 11 december; PW Thema 2 Organen en cellen
Maandag 16 december; Je geknutselde orgaan inleveren!

Slide 20 - Diapositive

Organismen
cel
Organenstelsel
orgaan

Slide 21 - Question de remorquage

Verschillen tussen plantencellen en cellen van dieren.
Alle cellen hebben een celmembraam, een celkern en cytoplasma. 
Bladgroenkorrels, celwand en grote vacuolen komen alleen voor in plantencellen.

dierlijke cel
plantencel

Slide 22 - Diapositive

Zet de onderdelen van groot naar klein
 1 is het grootste en 4 is het kleinste.
1
2
3
4
weefsels
organen
orgaanstelsels
cellen

Slide 23 - Question de remorquage

Een preparaat maken 

Slide 24 - Diapositive

Bekijk de afbeelding.

In de afbeelding zijn vier foto's weergegeven van het maken van een preparaat.

Wat is de juiste volgorde van de foto’s?

A
2 – 1 – 4 – 3
B
3 – 4 – 1 – 2
C
4 – 3 – 2 – 1
D
4 – 1 – 2 – 3

Slide 25 - Quiz

Wat mag je ABSOLUUT NIET doen wanneer de microscoop op een grote vergroting staat?
A
Aan de kleine schroef draaien
B
Aan het oculair draaien
C
Aan de grote schroef draaien
D
Aan het diafragma draaien

Slide 26 - Quiz


Alle cellen in je lichaam hebben dezelfde vorm
A
ja
B
nee
C
dat verschilt per persoon
D
bij een mens wel, bij een dier niet

Slide 27 - Quiz


Cellen
A
zijn in werkelijkheid platte 'dingen'
B
lijken een beetje op een zakje met wat vocht.
C
zijn groter dan organen
D
zijn helemaal lege 'dingen'

Slide 28 - Quiz


Welke is de plantencel?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quiz

Een cel van een ui is een voorbeeld van een plantaardige cel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz

Zie afbeelding:

Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor? ......
A
1, 2 en 5.
B
1, 4 en 5.
C
2, 3 en 6.
D
2, 5 en 6.

Slide 31 - Quiz


1 en 2 zijn plantaardige cellen.
Waar vindt fotosynthese plaats?
1
2
A
1 In de celkern daar maakt het zijn eigen voedsel
B
2 In bladgroenkorrels, daar maakt het zijn eigen voedsel

Slide 32 - Quiz


Wat heeft een plantencel wel
wat een dierlijke cel niet heeft?
A
celkern
B
cytoplasma
C
celmembraan
D
celwand

Slide 33 - Quiz

Wat is een weefsel?
A
Een groep cellen met verschillende functie’s
B
Een groep organen met dezelfde functie
C
Een groep cellen met dezelfde functie
D
Een groep organen met verschillende functie’s

Slide 34 - Quiz

Wat voor weefsel is dit?
A
kraakbeenweefsel
B
huidweefsel
C
botweefsel
D
spierweefsel

Slide 35 - Quiz


nummer 2?
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 36 - Quiz


nummer 5?
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 37 - Quiz


nummer 10?
A
Long
B
Hart
C
Nier
D
Maag

Slide 38 - Quiz


nummer 6?
A
Long
B
Dikke darm
C
Nier
D
Maag

Slide 39 - Quiz


De dunne- en dikke darm, de maag en de lever werken samen in het:
A
bottenstelsel
B
zenuwstelsel
C
spierstelsel
D
verteringsstelsel

Slide 40 - Quiz


De huid is een voorbeeld van:
A
een orgaan
B
een cel
C
een organisme
D
een organenstelsel

Slide 41 - Quiz

Organen van planten zijn:
A
hart - stengel - wortel
B
maag - hart - long
C
Celkern - bladgroenkorrel - celwand
D
stengel - wortel - blad

Slide 42 - Quiz


Het hart is:
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 43 - Quiz

Als je een microscoop wil tillen, waar pak je de microscoop?
A
Bij de tubus
B
Bij het statief
C
Bij de tafel
D
Bij de revolver

Slide 44 - Quiz

bij een microscoop kijk je door het...
A
objectief
B
oculair
C
diafragma
D
tubus

Slide 45 - Quiz

Wat is mitose?
A
gewone celdeling
B
reductiedeling

Slide 46 - Quiz

Meiose
A
Normale celdeling
B
van 23 paar naar 46 losse chromosomen
C
Geslachtsceldeling of reductiedeling
D
Van 46 paar naar 46 losse chromosomen

Slide 47 - Quiz

Mitose=
A
Normale celdeling
B
van 23 paar naar 46 losse chromosomen
C
Geslachtsceldeling of reductiedeling
D
Van 46 paar naar 46 losse chromosomen

Slide 48 - Quiz

Bij de meiose worden
A
eicellen gemaakt
B
eicellen en zaadcellen gemaakt
C
lichaamscellen gemaakt
D
chromosomen gemaakt

Slide 49 - Quiz

Wat is een ander woord voor Meiose?
Wat ontstaat bij Meiose?
A
Gewone celdeling, er ontstaan gewone cellen
B
Gewone celdeling, er ontstaan eicellen en zaadcellen
C
Reductiedeling, er ontstaan gewone cellen
D
Reductiedeling, er ontstaan eicellen en zaadcellen

Slide 50 - Quiz

Wat is mitose ?
A
Celdeling voor nieuwe lichaamscellen
B
Mitose komt voor bij planten alleen
C
Mitose is een verbrandingsproces
D
Celdeling voor geslachtscellen

Slide 51 - Quiz

Aan het einde van mitose heb je:
A
2 genetisch dezelfde dochtercellen
B
4 genetisch dezelfde dochtercellen
C
2 genetisch verschillende dochtercellen
D
4 genetisch verschillende dochtercellen

Slide 52 - Quiz