Les 10: laatste les voor proefwerk

havo-2 chapitre 1
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Aan het einde zie je wat je op het proefwerk kunt verwachten.

Probeer alle vragen te beantwoorden, zodat ik je de volgende les ook nog kan helpen! Succes!
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

havo-2 chapitre 1
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Aan het einde zie je wat je op het proefwerk kunt verwachten.

Probeer alle vragen te beantwoorden, zodat ik je de volgende les ook nog kan helpen! Succes!

Slide 1 - Diapositive

Je révise:
grammaire D
Vorig jaar hebben we geoefend met 2 verschillende tijden.

De présent (tegenwoordige tijd)
De passé composé (de voltooid verleden tijd)

Deze les gaan we de passé composé herhalen en een klein beetje uitbreiden.

Neem de volgende slides goed over in je schrift.

Slide 2 - Diapositive

De passé composé:
hoe zat het ook alweer?
De passé composé is in het Nederlands de voltooide tijd.

Bijvoorbeeld:
- ik heb gemaakt
- hij heeft geleerd.

Het maken van een passé composé bestaat altijd uit 2 stappen.
Stap 1: het hulpwerkwoord
Stap 2: het voltooid deelwoord.

We lopen ze even samen door..

Slide 3 - Diapositive

Stap 1:
het hulpwerkwoord avoir
Dit rijtje ken je nog van vorig jaar en van een aantal lessen geleden. 
Als je hem toen niet goed hebt overgenomen, doe dit dan nu alsnog :).

j'ai               --> ik heb
tu as            --> jij hebt
il/elle/on a    --> hij/zij/men heeft

nous avons    --> wij hebben
vous avez      --> u hebt/jullie hebben
ils/elles ont   --> zij hebben (meervoud)

Slide 4 - Diapositive

Stap 2:
het voltooid deelwoord
Haal -er van het werkwoord af en plak er een é achter.
Bijvoorbeeld:
donner --> donner --> donné

j'ai donné                         ik heb gegeven
tu as donné                      jij hebt gegeven
il/elle/on a donné              hij/zij/men heeft gegeven
nous avons donné              wij hebben gegeven
vous avez donné                u heeft gegeven/jullie hebben gegeven
ils/elles ont donné             zij hebben gegeven (meervoud)

Slide 5 - Diapositive

De passé composé:
de uitzonderingen...
De volgende 3 werkwoorden eindigen niet op -er. Ze zijn dus onregelmatig.

Daarom moet je hier het volgende mee doen:
Stap 1 blijft hetzelfde: het hulpwerkwoord blijft avoir.
Stap 2: het voltooid deelwoord wordt:

être  --> été
       bijvoorbeeld: il a été
avoir --> eu
        bijvoorbeeld: elle a eu
faire --> fait       bijvoorbeeld: on a fait

Slide 6 - Diapositive


Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé (être)

On _____ ___________ en vacances en Italie pendant les vacances.

Slide 7 - Question ouverte


Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé (faire)

Il ____ ____________ beau et chaud.

Slide 8 - Question ouverte


Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé (manger)
Nous ______ __________ des pâtes tous les jours.

Slide 9 - Question ouverte


Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé (adorer)
Vous ________________ ça aussi?

Slide 10 - Question ouverte

Zijn er nog vragen?
Wil je nog iets weten over het maken van een passé composé?

Dit is de laatste kans om je vragen hierover te stellen!

Slide 11 - Diapositive

Je révise:
grammaire H
In dit grammatica-onderdeel gaat het om het bezittelijk voornaamwoord.

Bijvoorbeeld:
- mijn mobiele telefoon
- jouw boek
- zijn tas.

In het Frans bestaat daarvoor het volgende schema, die je goed moet kennen!
Als het goed is, herkennen jullie dit schema van vorig jaar :).

Slide 12 - Diapositive

Grammaire H:
het schema

Slide 13 - Diapositive

Grammaire H:
de toepassing
Om te weten welke vorm van het bezittelijk voornaamwoord je in moet vullen: kijk je dus naar het zelfstandig naamwoord erachter.

1. Is deze mannelijk? Dan vul je de mannelijke vorm in.
Deze vind je in de eerste kolom van het schema.
2. Is deze vrouwelijk? Dan vul je de vrouwelijke vorm in.
Deze vind je in de tweede kolom van het schema.
3. Is deze meervoud? Dan vul de meervoudsvorm in.
Deze vind je in de derde kolom van het schema.
4. Begint deze met a/e/i/o/u/h en staat het in het enkelvoud?
Om klinkerbotsing te voorkomen, gebruiken we dan de mannelijke vorm.

Slide 14 - Diapositive


Vertaal het bezittelijk naamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.

(haar) Amélie et ____ frère habitent en France.

Slide 15 - Question ouverte


Vertaal het bezittelijk naamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.

(hun) _________ appartement est très moderne.

Slide 16 - Question ouverte


Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.

Amélie fait (haar) ______ devoirs dans la cuisine.

Slide 17 - Question ouverte


Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.
Je suis toujours devant (mijn) ______ ordinateur. C'est un ordinateur d'Apple.

Slide 18 - Question ouverte

Zijn er nog vragen?
Wil je nog iets weten over het maken en toepassen van het bezittelijk voornaamwoord?

Dit is de laatste kans om je vragen hierover te stellen!

Slide 19 - Diapositive

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (1)
Opdracht 1: écouter
- Stellingen (vrai/faux) bij een luisterfragment.

Opdracht 2: vocabulaire

- Kies van de 2 schuingedrukte woorden het juiste woord.
- Zet de Franse woorden in de juiste zin.
- Vertaal de woorden van het Nederlands naar het Frans.





Slide 20 - Diapositive

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)
Opdracht 3: grammaire
- Zet het werkwoord tussen haakjes in de passé composé.
- Vertaal het bezittelijk voornaamwoord en zet deze in de juiste vorm.

Opdracht 4: phrases clés
- Vertaal de zinnen in het Frans.


Opdracht 5: lire
- Geef in het Nederlands antwoord op de vragen over de tekst.

Slide 21 - Diapositive

Les devoirs
Komende les:
- Proefwerk chapitre 1

Apprendre (leren):
- voca A, B, E & F (Frans-Nederlands & Nederlands-Frans)
- phrases clés C & G (Nederlands-Frans)
- grammaire D (de passé composé)
- grammaire H (het bezittelijk voornaamwoord)

Slide 22 - Diapositive