Les 6 Toonhoogte en frequentie_H2C

DEZE LES
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

DEZE LES

Slide 1 - Diapositive

Trillingen kun je zichtbaar laten maken met een oscilloscoop.

Slide 2 - Diapositive

6.2 Toonhoogte en frequentie
trillingstijd T = tijd die nodig is voor één volledige trilling
  • meet je in (milli)seconde (ms) of (s)

Slide 3 - Diapositive

6.2 Toonhoogte en frequentie
trillingstijd T = tijd die nodig is                                    voor één                                                volledige trilling
  • meet je in milliseconde (ms)
  • meet je in seconde (s)
  • 1 s = 1000 ms
  • Hoe hoger de trillingstijd,   hoe te lager de toon

Slide 4 - Diapositive

6.2 Toonhoogte en frequentie
frequentie = aantal trillingen per seconde
  • meet je in Hertz (Hz)
  • f = 1 Hz
  • f = 2 Hz
  • f = 3 Hz
  • Hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toon. 

Slide 5 - Diapositive

6.2 Toonhoogte en frequentie
Rekenen met trillingstijd en frequentie.
  • div = hokje
  • Bereken de trillingstijd.
  • trillingstijd = de tijd van                                   één trilling
  • 1 trilling = 10 hokjes
  • T = 10 x 0,5 = 5 ms = 0,005 s

Slide 6 - Diapositive

6.2 Toonhoogte en frequentie
Rekenen met trillingstijd en frequentie.
  • div = hokje
  • Bereken de frequentie.
  • frequentie = aantal trillingen                               per seconde
  • T = 0,005 s

Slide 7 - Diapositive

6.2 Toonhoogte en frequentie
Rekenen met trillingstijd en frequentie.
  • div = hokje
  • Bereken de frequentie.
  • frequentie = aantal trillingen                               per seconde
  • T = 0,005 s


f=T1=0,0051=200Hz

Slide 8 - Diapositive

Hoe kun je de toon verhogen?
Je kunt de snaar ...
A
langer maken
B
dikker maken
C
strakker spannen
D
geen van alle

Slide 9 - Quiz

Met welk apparaat kun je een trilling zichtbaar maken?
A
luidspreker
B
oscilloscoop
C
microfoon
D
stemvork

Slide 10 - Quiz

Welke frequentie heeft de laagste toon?
A
f = 20 Hz
B
f = 440 Hz
C
f = 10 kHz
D
f = 20 kHz

Slide 11 - Quiz

Welke trillingstijd heeft de laagste toon?
A
T = 10 ms
B
T = 50 ms
C
T = 10 s
D
T = 50 s

Slide 12 - Quiz

Welk dier heeft een frequentiebereik van 20 Hz t/m 20.000 Hz?
A
vleermuis
B
bruinvis
C
olifant
D
mens

Slide 13 - Quiz

Welke van de twee tonen hiernaast heeft de kleinste trillingstijd?
A
lage toon
B
hoge toon

Slide 14 - Quiz

Een trilling heeft een frequentie van 100 Hz. Hoe groot is de trillingstijd?
T=f1
A
T = 1 s
B
T = 0,1 s
C
T = 0,01 s
D
T = 0,001 s

Slide 15 - Quiz

De trillingstijd van een toon is 10 ms.
Hoe groot is de frequentie?
f=T1
A
f = 0,1 Hz
B
f = 1 Hz
C
f = 10 Hz
D
f = 100 Hz

Slide 16 - Quiz

6.2 Toonhoogte en frequentie
vraag 4
  • De snaar trilt met een te hoge frequentie.
  • Hij moet de snaar dus minder strak spannen.
Leg uit wat de pianostemmer moet doen, als de snaar een toon geeft van 445 Hz.

Slide 17 - Diapositive

6.2 Toonhoogte en frequentie
vraag 5
  • Het hoogste geluid is het geluid met de meeste trillingen per seconde.
  • Omdat de mug het hoogste geluid maakt, bewegen de vleugels van de mug dus ook het snelst.
Het gezoem van een mug klinkt veel hoger dan het gezoem van een bij.

Bij welk insect bewegen de vleugels per seconde het vaakst op en neer? Leg uit

Slide 18 - Diapositive

AFSLUITING

Slide 19 - Diapositive