Panden die niet als woning zijn bedoeld (zoals kelderwoningen)
Dichtbij fabrieken
Slechte hygiëne, riolering en watervoorziening
Slide 26 - Diapositive
Slide 27 - Diapositive
Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)
Slide 28 - Diapositive
Welke conclusie kun je trekken uit het overzicht van kosten?
Slide 29 - Question ouverte
Werkomstandigheden van de arbeiders
Slide 30 - Diapositive
Filmpje
Arbeiders in opstand
Slide 31 - Diapositive
0
Slide 32 - Vidéo
Werkomstandigheden
Saai (door arbeidsdeling/lopende band)
Lange werkdagen (vaak tot 14 uur per dag)
Gevaarlijk
Geen enkel recht
Lage lonen (bij fouten: loon inhouden)
Slide 33 - Diapositive
Waarom worden kinderen ingezet als werkkracht?
Slide 34 - Carte mentale
Kinderarbeid
Goedkope arbeidskrachten
Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan
Ze zijn goedkoper dan mannen en vrouwen
Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines
Slide 35 - Diapositive
‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’
Censuskiesrecht: alleen ‘de rijken’ mogen stemmen.
Alleen rijken aan de macht
Waarom duurt het best wel even voordat er echt iets aan de Sociale Kwestie wordt gedaan?
Slide 36 - Diapositive
Wie helpt de arbeiders?
Werknemers richtten vakbonden op waarmee ze betere arbeidsomstandigheden afdwongen.
Vakbonden:
- Organiseerden stakingen
- Gingen in gesprek met fabrieksbazen
Ook socialisten kwamen op voor de arbeidersklasse en wilden meer gelijkheid tussen arm en rijk.
Slide 37 - Diapositive
Discussies over de sociale kwestie: Moet de overheid ingrijpen of niet?
Liberalen:
De overheid moet zich niet te veel bemoeien met haar inwoners en alleen zorgen voor de veiligheid
Socialisten:
De overheid moet zorgen voor het welzijn van haar inwoners
Slide 38 - Diapositive
Arbeiders in actie
Sommige arbeiders kwamen zelf in actie tegen de slechte omstandigheden.
Zei richtten vakbonden op om elkaar te steunen en betere arbeidsomstandigheden af te dwingen.
Vakbonden organiseerde stakingen en gingen met werkgevers in gesprek.
Socialistenvonden dat er meer gelijkheid en minder verschil tussen arm en rijk moesten komen.
Radicale socialisten (Marxisten) wilden met een revolutie zorgen dat productiemiddelen in handen van de staat kwamen, zodat er geen verschil meer was tussen de bezitloze en bezittende klasse.
Later wilden gematigde socialisten zorgen voor veranderingen met behulp van sociale wetten.
Karl Marx
Slide 39 - Diapositive
Sociale wetten
Sinds de middeleeuwen gaf de kerk hulp aan de arme mensen. Door de discussies rond de sociale kwestie ontstond het idee dat ook de overheid wat moest doen voor arme burgers.
Sociale wetten konden zorgen voor ondersteuning en bescherming van sociaal zwakkeren.
In 1874 werd het 'Kinderwetje van Van Houten' aangenomen door de Tweede en Eerste kamer.
Hiermee werd kinderarbeid voor kinderen jonger dan twaalf verboden.
Later kwamen er steeds meer sociale wetten bij, zoals de leerplichtwet uit 1901.
Liberaal kamerlid Samuel van Houten.
Slide 40 - Diapositive
Slide 41 - Vidéo
Eerste sociale wetten
1874: Kinderwetje van Van Houten
Kinderen onder 12 mogen niet
in de fabriek & werkplaatsen
werken, maar nog wel ...?....
1889: Arbeidswet
controle op kinderwetje &
arbeidsomstandigheden
1901: Leerplichtwet
kinderen moeten naar school
Slide 42 - Diapositive
0
Slide 43 - Vidéo
Slide 44 - Vidéo
Wie bedacht de kinderwet van 1874?
A
Thorbecke
B
Willem II
C
Samuel van Houten
D
Willem I
Slide 45 - Quiz
Het kinderwetje van Van Houten gaat over:
A
leerplicht
B
verbod op kinderarbeid
C
je mocht maar 2 kinderen krijgen
D
toeslag voor ouders met kinderen.
Slide 46 - Quiz
Waar kunnen sociale wetten voor zorgen?
Slide 47 - Question ouverte
Wat is het kernwoord van het socialisme?
A
Vrijheid
B
Gelijkheid
C
Alles bij het oude houden
D
Geloof
Slide 48 - Quiz
Politieke stroming die vrijheid belangrijk vindt.
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen
Slide 49 - Quiz
Neem het schema over in Word en vul dit in. Plaats hier vervolgens een foto van.