H32 - woorden en hun betekenissen

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Welkom 1F! 

Ga lekker zitten volgens de plattegrond. Leg het volgende vast op tafel:

• leesboek
• Kern + schrift
• agenda

Pak je leesboek en ga lekker lezen!

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen

- Lezen hoofdstuk 1

Goedemorgen klas 1F!

Vandaag...

- Wat weet je nog?

- Instructie theorie H32

- Aan de slag!

Leerdoel:

Je  leert op welke manieren je erachter kunt komen wat de betekenis is van woorden die je nog niet kent. 

Huiswerk 

Dinsdag 20 juni: H32, opdr. 1 t/m 6

Wat weet je nog?

Lezen H2-4

Vijf verschillende tekstdoelen: 

• informerende tekst
• overtuigende tekst (betoog)
• beschouwende/opiniërende tekst
• activerende tekst
• amuserende tekst

Lezen H17-19

Leesstrategieën (5):

• globaal lezen
• intensief lezen 
• zoeken lezen 
• lerend lezen 
• kritisch lezen

Leesstrategieën

• Globaal lezen: snel bepalen waarover de tekst gaat. 

           - titel, inleiding, tussenkopjes, eerste zinnen van de alinea's, slotalinea, afbeeldingen

• Intensief lezen: je wilt de tekst goed begrijpen.

           - van begin tot eind lezen, elke zin proberen te snappen. 

• Zoekend lezen: op zoek naar een antwoord op een vraag, etc.
  

           - scannen,  zoek trefwoorden, inhoudsopgave, tussenkopjes, vetgedrukte begrippen

• Lerend lezen: belangrijke informatie onthouden.
  

           - intensief lezen + iets met de tekst doen 

• Kritisch lezen: bepalen of een tekst betrouwbaar is.

           - wat is doel van de schrijver, raadpleeg andere teksten, kijk naar vindplaats van artikel 

Wanneer is een tekst betrouwbaar?

Om te bepalen of een tekst betrouwbaar is, moet je de tekst kritisch lezen.

• Vraag jezelf af wat het doel van de schrijver is.
• Raadpleeg andere teksten om te controleren of de feiten kloppen.
• Kijk naar de vindplaats van het artikel.

We lezen samen de theorie op blz. 130

Woordraadstrategieën

Met woordraadstrategieën kun je de betekenis van een onbekend woord via de context achterhalen:

• een woord wordt in de zin of in de volgende zin uitgelegd; 
• er staat een synoniem in de buurt; 
• er staat een tegenstelling in de buurt; 
• het woord heeft een samenstelling waarvan je een gedeelte wel kent; 
• het woord lijkt op een woord dat je wel kent, bijv. uit een andere taal. 

Aan de slag!

Maak van H32, opdr. 1 t/m 6. 

De eerste tien minuten werk je zelfstandig in stilte. Daarna mag je zachtjes overleggen met degene naast je.

Klaar?

Kies uit: lezen in je leesboek, verder werken aan schrijfopdracht

of NUMO. 

Huiswerk

Woensdag 21 juni:

H32, opdr. 1 t/m 6