Bijbelse vragen Quiz

Quiz Bijbelse Vragen      OT34            OT35           OT36
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
GodsdienstBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Quiz Bijbelse Vragen      OT34            OT35           OT36

Slide 1 - Diapositive

Hoe heet de man van Hanna?
A
Eli
B
Hofni
C
Pinehas
D
Elkana

Slide 2 - Quiz

Wat weet je van Elkana
A
Hij denkt dat Hanna dronken is.
B
Hij houdt heel veel van Hanna
C
Hij houdt meer van Peninna dan van Hanna

Slide 3 - Quiz

Hanna
Peninna
Heeft geen kinderen. 
Heeft wel kinderen. 
Treitert de ander. 
Heeft verdriet. 
Begrijpt het verdriet van de ander niet. 

Slide 4 - Question de remorquage

Wat doet Hanna met het verdriet om haar kinderloosheid?
A
Zij brengt het bij de Heere.
B
Zij klaagt erover tegen Elkana.
C
Ze moppert erover tegen Eli.

Slide 5 - Quiz

Hanna bidt om een zoon. Dit vertelt zij daarna aan Eli. Hij zegt haar...
A
...dat God haar gebed niet zal verhoren.
B
...dat God haar gebed zal verhoren.

Slide 6 - Quiz

Waaraan kun je zien dat Hanna dit woord gelooft, ook al is zij nog niet zwanger?
A
Zij is blij en bedankt Eli.
B
Ze eet weer en ziet er niet meer verdrietig uit.
C
Ze gaat snel naar huis en wacht gespannen af.

Slide 7 - Quiz

Wat weet je van de priesters in de tabernakel?
A
Ze dienen de Heere en houden zich aan Zijn geboden.
B
Ze dienen God en helpen de jonge Samuël om de Heere te leren dienen.
C
Ze dienen de Heere niet, en houden zich niet aan Zijn geboden.
D
Ze dienen God niet, maar luisteren wel naar de bestraffing van hun vader.

Slide 8 - Quiz

Wat hoort Samuël in de nacht?
A
De stem van Eli, die hem roept.
B
De stem van de Heere, Die hem roept.
C
De stem van de Heere, Die Eli roept.

Slide 9 - Quiz

Wat nemen de Israëlieten mee als zij gaan vechten tegen de Filistijnen?
A
De ark des Heeren.
B
Een brandoffer voor de Heere.
C
De wet des Heeren.

Slide 10 - Quiz

De oude Eli wacht gespannen af wat er gaat gebeuren. Wat is voor hem het belangrijkste?
A
Hij wil weten hoe het met zijn zonen afloopt.
B
Hij wil weten wat er met de ark gebeurt.
C
Hij wil weten of het volk Israël wint.

Slide 11 - Quiz

Wat gebeurt er in de Filistijnse steden waar de ark komt?
A
De inwoners van die steden vallen voor de ark op de grond neer.
B
De dieren worden ziek van de zweren.
C
De mensen worden ziek van de zweren en velen sterven.
D
De inwoners van die steden gaan de Heere dienen.

Slide 12 - Quiz

Waar
Niet waar
De Israëlieten zijn blij dat de ark terug is. 
De Israëlieten gaan eerbiedig met de ark om. 
De Israëlieten zijn oneerbiedig en kijken in de ark. 
De Israëlieten sturen de ark terug naar de Filistijnen. 

Slide 13 - Question de remorquage

Wat betekent Eben-Haëzer?

Slide 14 - Question ouverte

Wie moet Samuël tot eerste koning over Israël zalven?

Slide 15 - Question ouverte

Uit welke stam komt Saul?
A
De stam van Kis
B
De stam van Levi
C
De stam van Benjamin

Slide 16 - Quiz

In welke plaats vindt er een offermaaltijd plaats?
A
Rama
B
Jeruzalem
C
Mizpa

Slide 17 - Quiz

Welk teken krijgt Saul om te weten dat de Heere hem echt heeft uitgekozen?
A
De ezelinnen zijn nog steeds niet gevonden.
B
De ezelinnen zijn terug bij zijn vader.

Slide 18 - Quiz

Welk teken krijgt Saul nog meer?
Hij zal ... mannen ontmoeten die op weg zijn naar Bethel.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 19 - Quiz

Wat hebben die mannen bij zich?
A
2 bokjes, 2 ronde broden en een kruik wijn.
B
3 bokjes, drie ronde broden en een kruik wijn.
C
4 bokjes, 4 ronde broden en een kruik wijn.

Slide 20 - Quiz

Waar heeft Saul zich verstopt op het moment dat het volk weet dat hij de nieuwe koning wordt?
A
Tussen de bagage.
B
In een spelonk.
C
In de woestijn.

Slide 21 - Quiz

Welk stadje wordt door Saul en zijn leger bevrijd?

Slide 22 - Question ouverte

Saul moet wachten op Samuël. Wat gaat hij doen als het lang duurt voordat Samuël komt?
A
Hij zendt boden naar Samuël met de vraag waar hij blijft.
B
Hij wordt wel ongeduldig, maar blijft toch gehoorzaam wachten.
C
Hij wacht niet langer en gaat zelf alvast offeren.

Slide 23 - Quiz