herhaling NOVA KGT H1 stoffen

Herhaling H1 
stoffen en hun eigenschappen

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Herhaling H1 
stoffen en hun eigenschappen

Slide 1 - Diapositive

Stoffen kun je het beste sorteren op....
A
Kleur
B
Toepassing
C
Verpakking
D
Smaak

Slide 2 - Quiz

timer
1:00
Welke
Stofeigenschappen
ken je?

Slide 3 - Carte mentale

Stofeigenschappen
  • geur
  • kleur
  • smaak
  • brandbaarheid
  • dichtheid
  • smeltpunt
  • kookpunt

Slide 4 - Diapositive

Betekenis van dit gevarensymbool?
A
Opletten
B
Schadelijk
C
Pittig
D
Irriterend

Slide 5 - Quiz

Betekenis van dit gevarensymbool?
A
Ontvlambaar
B
Schadelijk
C
Pittig
D
Irriterend

Slide 6 - Quiz

Betekenis van dit gevarensymbool?
A
Ontvlambaar
B
Corrosief (Bijtend)
C
Schadelijk
D
Irriterend

Slide 7 - Quiz

Betekenis van dit gevarensymbool?
A
Pas op voor de Paashaas
B
Pas op voor de docent
C
Pas op voor Sinterklaas
D
Pas op voor de Kerstman

Slide 8 - Quiz

Zuivere stof en mengsels
Zuivere stoffen bestaan uit 1 soort deeltjes
Mengsels bestaan uit meerdere soorten deeltjes

Soorten mengsels:
- Oplossing
- Suspensie

Slide 9 - Diapositive

Hoe kun je een oplossing herkennen?

Slide 10 - Question ouverte

Hoe kun je een suspensie herkennen?

Slide 11 - Question ouverte

Filtreren

Extraheren

Slide 12 - Diapositive

Je gaat thee zetten. Wat is je oplosmiddel?
A
Heet water
B
Theeblaadjes
C
Theezakje
D
Thee

Slide 13 - Quiz

Je hebt net thee gezet. Waar zit het residu?
A
In de thee
B
In het theezakje
C
Die verdampt

Slide 14 - Quiz

Bij het theezetten werkt je theezakje als filter. Wat is het filtraat?
A
De thee
B
Het theezakje
C
De theeblaadjes in het theezakje

Slide 15 - Quiz

MASSA
  • massa zegt iets over hoe zwaar iets is
  • de eenheid van massa is kilogram of gram
  • massa meet je met een weegschaal

Slide 16 - Diapositive

De eenheid van
massa kan zijn...
A
Liter
B
centimeter
C
gram
D
kilo

Slide 17 - Quiz

Massa bepaal je met een ...
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder

Slide 18 - Quiz

Welk symbool hoort
bij massa ?
A
M
B
V
C
m
D
G

Slide 19 - Quiz

VOLUME
  • volume zegt iets hoeveel ruimte een voorwerp inneemt 
  • volume wordt ook wel eens inhoud genoemd 
  • de eenheid van volume is liter of kubieke meter
  • volume kun je berekenen:  lengte x breedte x hoogte
  • of bepalen met de onderdompelmethode

Slide 20 - Diapositive

Het symbool van
volume is ...
A
V
B
L
C
v
D
cm3

Slide 21 - Quiz

Welke eenheid
hoort bij volume?
A
kilo
B
Liter
C
gram
D
seconde

Slide 22 - Quiz

Wat is een ander
woord voor volume?
A
oppervlakte
B
maat
C
inhoud
D
grootte

Slide 23 - Quiz

1000 mL = ...
A
0,001m3
B
1 L
C
1000cm3
D
1dm3

Slide 24 - Quiz

De formule voor volume van
een rechthoekig voorwerp is ...
A
lbh
B
vm
C
pv
D
l+b+h

Slide 25 - Quiz

h = 2 cm
b = 1 cm
l = 5 cm
Volume = ?
A
8cm3
B
100cm3
C
20cm3
D
10cm3

Slide 26 - Quiz

h = 1 dm
b = 15 cm
l = 1 m
Volume = ?
A
15cm3
B
150cm3
C
1500cm3
D
15000cm3

Slide 27 - Quiz

ONDERDOMPELEN:
beginstand = 15 mL
eindstand = 24 mL
Volume = ?
A
24cm3
B
15cm3
C
9cm3
D
39cm3

Slide 28 - Quiz

Omschrijf in je eigen
woorden wat dichtheid is
timer
0:45

Slide 29 - Question ouverte

Slide 30 - Diapositive

Uitreken van dichtheid
dichtheid=volumemassa

Slide 31 - Diapositive

Als je het aantal gram deelt door het aantal cm3 dan bereken je...
A
de massa
B
het volume
C
de dichtheid
D
de lengte

Slide 32 - Quiz

De eenheid van dichtheid is ...
A
cm3g
B
3cm3
C
cm2g
D
gcm2

Slide 33 - Quiz

=
dichtheid
formules!
timer
0:45
volume
massa
/
*

Slide 34 - Question de remorquage

De massa = 10 g.
Het volume = 5 cm3.
Wat is de dichtheid?
A
105=0,5cm3g
B
510=2cm3g
C
510=50cm3g
D
10+5=15cm3g

Slide 35 - Quiz

De massa = 15 g.
De dichtheid = 3 g/cm3
Bereken het volume.
A
315=5cm3
B
153=0,2cm3
C
153=45cm3

Slide 36 - Quiz

TOP GEWERKT!
HOE GOED DENK JE DAT
JE DE STOF BEGRIJPT?
A
HEEL GOED
B
GOED
C
REDELIJK
D
NIET GOED

Slide 37 - Quiz