KLV 1F ontkenningen

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo, havo
• Leerjaar 1

Ontkenningen maken

Making negatives with to be or to do

wil je een ontkenning maken?

Dan moet je eerst kijken welk 

werkwoord in de zin staat

We are in the garden

1. het werkwoord is: we
2. het werkwoord is: in
3. het werkwoord is: are
4. het werkwoord is: garden

I am at my sister's home

1. het werkwoord is: I
2. het werkwoord is: am
3. het werkwoord is: my
4. het werkwoord is: home

Peter is always in a hurry

1. het werkwoord is: is
2. het werkwoord is: always
3. het werkwoord is: in
4. het werkwoord is: hurry

Het werkwoord

             is hier 

• am
• are
• is

Dit is het werkwoord : to Be

Als we een ontkenning maken komt er not achter am / are / is te staan 

• they are late         they are not late
• he is 12 years old     he is not 12 years old
• I am at home      I am not at home

Soms heb je  zinnen zonder am / are / is

Kijk weer goed wat het werkwoord is

Peter really likes pizza and fries

1. het werkwoord is: really
2. het werkwoord is: pizza
3. het werkwoord is: likes
4. het werkwoord is: fries

My parents fly back home this morning

1. het werkwoord is: my parents
2. het werkwoord is: back
3. het werkwoord is: home
4. het werkwoord is: fly

I go home after my classes

1. het werkwoord is: go
2. het werkwoord is: home
3. het werkwoord is: after
4. het werkwoord is: classes

Mary never eats fruit for lunch

1. het werkwoord is: never
2. het werkwoord is: fruit
3. het werkwoord is: eats
4. het werkwoord is: for

they always watch a lot of television

1. het werkwoord is: they
2. het werkwoord is: watch
3. het werkwoord is: a lot of
4. het werkwoord is: always

de werkwoorden zijn hier :

• watch
• eat
• go
• fly
• like

 het werkwoord is dus geen am/ are/ is. Je kunt nu de ontkenning niet maken door not achter het werkwoord te zetten

Om de ontkenning te maken zet je Don't of doesn't voor het werkwoord

Hoe kies je tussen don't of doesn't?

I don't                                         

you don't

he doesn't

she doesn't

it doesn't

we don't

you don't

they don't

      Don't         * I

                         * you

                         * we

                         * they

                         * het onderwerp is meervoud

 

  

Doesn't       * he

                      * she

                      * it

                      * woorden die je in de plek                                kunt zetten van he /she /it

they always watch a lot of television

1. bij de ontkenning gebruik je : don't
2. bij de ontkenning gebruik je : doesn't

Mary never eats fruit for lunch

1. bij de ontkenning gebruik je : don't
2. bij de ontkenning gebruik je : doesn't

I go home after my classes

1. bij de ontkenning gebruik je : don't
2. bij de ontkenning gebruik je : doesn't

My parents fly back home this morning

1. bij de ontkenning gebruik je : don't
2. bij de ontkenning gebruik je : doesn't

Peter really likes pizza and fries

1. bij de ontkenning gebruik je : don't
2. bij de ontkenning gebruik je : doesn't

Dus als je een ontkenning maakt van zinnen waar geen am/ are /is in staat 

Zet je don't of doesn't voor het werkwoord

They eat an apple            they don't eat an apple 

I sleep a lot          I don't sleep a lot

We go to Spain         we don't go to Spain

Zijn we nu klaar?

Nee als je een ontkenning maakt van zinnen waarin het werkwoord niet am is of are is moet je altijd 2 dingen doen

1

zet don't of doesn't voor het werkwoord  om de ontkenning te maken

2

Het werkwoord in de zin zet je terug in de oorspronkelijke vorm : het wordt weer het hele werkwoord

2

Mary eats an apple

Het werkwoord : eats moet terug in de                                                             oorspronkelijke vorm 

wordt weer : eat

( de s verdwijnt dus)

they watch a lot of television

1. they don't watch
2. they doesn't watch
3. they don't watches
4. they doesn't watches

They walk to school
(maak de ontkenning)

Mary often eats pizza for lunch

1. Mary don't often eat
2. Mary doesn't often eat
3. Mary don't often eats
4. Mary doesn't often eats

Carl sings a song

I go home after my classes

1. I don't go home
2. I don't goes home
3. I doesn't go home
4. I doesn't goes home

The rabbit eats a carrot

My parents fly to Spain this afternoon

1. my parents don't flies to Spain
2. my parents doesn't flies to Spain
3. my parents doesn't fly to Spain
4. do my parents don't fly to Spain

The dog plays in the garden

Peter really likes cake and ice cream

1. Peter doesn't really likes
2. Peter doesn't really like
3. Peter don't really likes
4. Peter don't really like

He fights with his sister

The policeman stops the car

the teacher talks to the mother

www.engelsgemist.nl

maak een goede zin :
He doesn't is late for class

maak een goede zin :
He hasn't a wooden leg

Maak een goede zin:
He writes not a letter