Grammatica - 4.7 - les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

Grammatica - 4.7

Woordsoorten

Start van de les

• IPad en/of boek op de hoek van je tafel, gesloten.
• Tas op de grond.
• Telefoon thuis of in de kluis
• Sleutels in de tas

Doelen

In deze paragraaf leer je:

• hoe je het lidwoord vindt;

• hoe je het zelfstandig naamwoord vindt;

• hoe je werkwoorden vindt.

Even herhalen

Zinsdelen

De persoonsvorm is altijd een...

1. lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. voorzetsel

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. het eerste werkwoord van een zin.
2. alle werkwoorden samen in een zin.
3. het laatste werkwoord van een zin.

Wat is het wwg in deze zin:
Wij zijn met de auto op vakantie gegaan.

Wat is het onderwerp in deze zin:
Wij zijn met de auto op vakantie gegaan.

Lidwoorden

Er zijn drie lidwoorden (lw) in het Nederlands: de, het, een.

Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord: het huis, de tas, een hond.

In het meervoud gebruik je altijd de: de huizen, de eieren.

Soms staan er nog andere woorden tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord: het glazen huis, een blaffende hond.

Hoe veel lidwoorden zijn er?

1. 2
2. 3
3. 5
4. 4

Wat zijn lidwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Zelfstandig naamwoord

Zelfstandige naamwoorden (zn) zijn woorden voor:

- mensen: bakker, kindje, vuilnismannen;

- dieren: hond, aapje, muizen;

- planten: cactus, grassprietje, bomen;

- dingen: pen, krukje, gordijnen;

- namen: Sem, Enschede, Bloemendaalstraat;

- begrippen: liefde, respect, geluk.

Zelfstandig naamwoord

Vaak kun je een lidwoord voor een zelfstandig naamwoord zetten: een opa, het berichtje, de cavia's.

Kijk maar eens naar het uitlegfilmpje.

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?

1. de, het , een
2. slimme, mooie, rode
3. fiets, boek, volleybal
4. lopen, werken, denken

Wat is het zelfstandig naamwoord?

1. de
2. hondjes
3. blaffen
4. altijd

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?

1. verdriet
2. grond
3. rommelig
4. batterij

Werkwoorden

Een werkwoord (ww) is een doe-woord. Het zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt: maak, gedaan, is, wandelde, bekijken, verhuisd, roep, liep.

Werkwoorden hebben verschillende vormen. Ze staan in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd.

Van een ww kun je een ik-hij-wij-rijtje maken: ik loop, hij loopt, wij lopen.

Bedenk 3 werkwoorden

"Mijn moeder zegt daar niets over."
Zoek het werkwoord en schrijf het hele werkwoord op:

Wat is het werkwoord?

Van welk hele werkwoord komt het werkwoord 'is'?

Bijvoeglijk naamwoord (KGT)

Een bijvoeglijk naamwoord (bn) zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Het geeft extra informatie over dat zelfstandig naamwoord.

Bijvoeglijk naamwoord (KGT)

Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak voor het zelfstandig naamwoord, maar het kan er ook achter staan:

snel - zijn snelle auto - zijn auto is snel

groen - het groene glas - het glas is groen

Syrisch - een Syrisch buurmeisje - het buurmeisje is Syrisch

reusachtig - de reusachtige villa - de villa is reusachtig

mooi, rood - die mooie, rode broek - de broek is mooi en rood

Voorzetsel (KGT)

Een voorzetsel (vz) staat nooit alleen: het hoort bij één of meer andere woorden:

Ik ga naar huis. Thuis zit ik op mijn kamer en lees ik in mijn boek.

.

Maken Grammatica 4.7

 opdr. 1 t/m 6

Klaar?

• Versterk jezelf woordsoorten
• Test jezelf 4.7 
• huiswerk maken
• lezen leesboek

Maak zelf een zin met een lidwoord, werkwoord en een zelfstandig naamwoord