1hv - Les 3 P3 - lidwoorden

1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 44 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Stunde 9
Grammatik:

der/die/das

ein/eine

Slide 2 - Diapositive

Wat is een zelfstandig naamwoord?

Slide 3 - Carte mentale

Slide 4 - Diapositive

Het zelfstandig naamwoord

  • der: mannelijk  ♂
  • die: vrouwelijk  ♀
  • das: onzijdig    ☻
  • die: meervoud  •••

Slide 5 - Diapositive

Het grammaticaal geslacht
Hoe weet je nou of een woord mannelijk/ vrouwelijk / onzijdig is?

1) personen / beroepen / dieren        (♂ / ♀ / ☻)
 2)  grammaticaregels
3) leren

Slide 6 - Diapositive

Mannelijk
der

NL = de
FA = le

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Vrouwelijk
die

NL = de
FA = la

Slide 9 - Diapositive

1) personen / beroepen / dieren
Vrouwen  ->  +in
Die Freundin
Die Lehrerin
Die Professorin
Die Polizistin
Die Bundeskanzlerin

die Katze   die Hündin
die Kuh   die Ziege

Slide 10 - Diapositive

woorden die eindigen op:
- ung  (die Wohnung)
- keit  (die Möglichkeit_
- heit   (die Gesundheit)
- tät   (die Universität)
- schaft  (die Gefangenschaft)

en de meeste woorden op -e

Slide 11 - Diapositive

Onzijdig
das

NL = het
FA = ...

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

meervoud
die

NL = de
FA = les

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

... Polizistin
A
der Polizistin
B
die Polizistin

Slide 16 - Quiz

Bepaal het lidwoord

Mädchen
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 17 - Quiz

Bepaal het lidwoord

Lehrerin
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 18 - Quiz

Bepaal het lidwoord

Schüler
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 19 - Quiz

Bepaal het lidwoord

Stiefschwester
A
der
B
die
C
das
D
die (meervoud)

Slide 20 - Quiz

Der, die oder das?
Bett
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quiz

Der, die oder das?
Freitag
A
der
B
das
C
die

Slide 22 - Quiz

der, die oder das?

Königin

A
der
B
die
C
das

Slide 23 - Quiz

der, die oder das?

Brötchen
A
der
B
die
C
das

Slide 24 - Quiz

der, die oder das?
Chatfreundin
A
der
B
die
C
das

Slide 25 - Quiz

... Sommer
A
die
B
der
C
das

Slide 26 - Quiz

... Sauberkeit
A
der
B
die
C
das

Slide 27 - Quiz

Mikrowelle
A
der
B
die
C
das

Slide 28 - Quiz

... Mannschaft
A
der
B
die
C
das

Slide 29 - Quiz

... Lehrer
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quiz

... Glück
A
der
B
die
C
das

Slide 31 - Quiz

Entwicklung
A
der
B
die
C
das

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Diapositive

het onbepaald lidwoord

in het Nederlands: een
een blaadje

in het Duits: ein of eine

Slide 34 - Diapositive

Kan jij de grammatica - regel vinden?
ein Mann   -   ein Lehrer   -   ein Stier   -   ein Kater
eine Frau  -   eine Lehrerin  -  eine Kuh  - eine Katze
ein Kind - ein Mädchen - ein Haus 
keine Menschen - keine Brüder - keine Schwestern
♂ mannelijk
♀ vrouwelijk
☻onzijdig
••• meervoud
extra -e achter ein

Slide 35 - Question de remorquage

Grammatica- regel
Mannelijke woorden → ein                                ein Mann
Vrouwelijke woorden → eine                            eine Frau
Onzijdige woorden → ein                                ein Kind
Meervoudsvormen → keine                        keine Familie

Slide 36 - Diapositive

Welk onbepaald lidwoord?
... Stier
A
ein
B
eine

Slide 37 - Quiz

Welk onbepaald lidwoord?
... Onkel
A
ein
B
eine

Slide 38 - Quiz

Welk onbepaald lidwoord?
... Kuh
A
ein
B
eine

Slide 39 - Quiz

Welk onbepaald lidwoord?
... Häuschen
A
ein
B
eine

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Diapositive

mijn broer =
A
mein Bruder
B
meine Bruder

Slide 42 - Quiz

Vertaal naar het Duits: mijn zus

Slide 43 - Question ouverte

Stunde 9
Grammatik:

der/die/das

ein/eine

Slide 44 - Diapositive