Spelling: trema, apostrof, accenttekens en cedille

Spelling § 2
- Uitleg en oefeningen spelling § 2
- Zelfstandig werken

Doel: trema, apostrof, accenttekens en cedille op de juiste manier gebruiken.
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Spelling § 2
- Uitleg en oefeningen spelling § 2
- Zelfstandig werken

Doel: trema, apostrof, accenttekens en cedille op de juiste manier gebruiken.

Slide 1 - Diapositive

Trema (¨)
Met trema:                              Zonder trema:
kopiëren                                  kopieer
egoïsme                                  verfraaiing
geïnspireerd                          geoefend

Waarom?

Slide 2 - Diapositive

Trema (¨)
- Trema bij uitspraakproblemen van woorden die geen samenstelling zijn: magiër, zeeën. (Bij een samenstelling gebruik je bij uitspraakproblemen een liggend streepje.)
- Bij sommige leenwoorden: döner, knäckebröd.

Het trema staat op de eerste letter van de nieuwe lettergreep.

Slide 3 - Diapositive

Met trema 
Zonder trema
efficient
coordinatie
elektricien
geijsbeerd
genitalien
geinfiltreerd
dubieus
gelinieerd
heroine
uitzaaiingen
naief
industrieel
Italie
industriele
reunie
financien

Slide 4 - Question de remorquage

Apostrof (')
De apostrof gebruik je:
1. Om uitspraakproblemen te voorkomen als een -s komt na de klinkers a, i, y, o, u (bij meervoud en bezitsvormen): Timo's zus (maar Maaikes boek!), auto's.
2. Als weglatingsteken:  's morgens, d'r broer, 't Is al gebeurd, Beatrix' horloge
3. Bij afleidingen: dj'en, PSV'er en meervoud van afkortingen: pc's.
4. Bij verkleinwoorden van woorden met een 'y' aan het einde waar een medeklinker voor staat: baby'tje, jury'tje, hobby'tje (dus niet bij trolleytje)

Slide 5 - Diapositive

Apostrof (')
Bij de volgende quizvragen kunnen meerdere antwoorden juist zijn.

Slide 6 - Diapositive

Wat is juist gespeld?
A
Mirjam's broer
B
wc-bril
C
wcbril
D
Mirjams broer

Slide 7 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
Trix' fiets is gestolen.
B
Trix d'r fiets is gestolen.
C
Patricks tas is leeg.
D
Patrick's tas is leeg.

Slide 8 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
De cadeau's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
B
De cadeaus voor Lucas's verjaardag liggen op tafel.
C
De cadeaus voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.
D
De kado's voor Lucas' verjaardag liggen op tafel.

Slide 9 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
hbo'studie
B
hbo-studie
C
hbo'er
D
hbo-er

Slide 10 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
Mijn tante's wonen in 's Hertogenbosch
B
Mijn tantes wonen in 's hertogenbosch.
C
Mijn tantes wonen in Den Bosch.
D
Mijn tante's wonen in 's-Hertogenbosch.

Slide 11 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
's Morgen's neemt niemand z'n telefoon op.
B
'S morgens neemt niemand z'n telefoon op.
C
's Morgens neemt niemand zen telefoon op.
D
's Morgens neemt niemand z'n telefoon op.

Slide 12 - Quiz

Wat is juist gespeld?
A
cafes
B
cafe's
C
cafés
D
café's

Slide 13 - Quiz

Accenttekens (´ en `en ^ en ç)
Accent aigu: ´ naar rechts
  • Lange klank maken - café, hé
  • Nadruk geven (eerste twee klinkers van de lettergreep) - de óúdste begint, niet de jongste
Accent grave: ` naar links
  • Korte klank maken - Genève, scène
Accent circonflexe: ^ dakje
  • Bij een korte, harde klank - maître, fêteren
Cedille
  • Als de c als s moet klinken (voor een a, o, u klinkt het anders als een k: cocos) - reçu, Curaçao

Slide 14 - Diapositive

Huiswerk
Online boek:
- Leren theorie
- Maken opdracht 1 t.m. 6

Ook: lezen in je leesboek.

Slide 15 - Diapositive