Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
h1 - unité 3 - après les cours
Slide 1 - Diapositive
Demain = morgen
Aujourd'hui = vandaag
Heureusement = gelukkig
L'emploi du temps(m) = het rooster
Chouette = leuk
Le cinéma = de bioscoop
Tu veux = jij wilt
Slide 2 - Diapositive
Wat is dit?
A
un cinéma
B
la cinéma
C
le bioscope
D
une bios
Slide 3 - Quiz
Wat is dit?
A
pas vraiment
B
matière préférée
C
la météo
D
l'emploi du temps
Slide 4 - Quiz
Cet après-midi = vanmiddag
Ce soir = vanavond
Jouer au basket = basketballen
Impossible = onmogelijk
Possible = mogelijk
Dis bonjour à ... = doe de groeten aan ...
Commencer = beginnen
Maintenant = nu
Slide 5 - Diapositive
Wat doen deze jongens?
A
play basketball
B
mettre ses baskets
C
jouer au basket
D
faire le basket de la balle
Slide 6 - Quiz
Verbind de woorden die bij elkaar horen.
Cet après-midi
La semaine
Impossible
Ce soir
L'emploi du temps
Possible
Demain
Aujourd'hui
Slide 7 - Question de remorquage
Où es-tu ? = Waar ben je?
Quelle heure est-il ? = Hoe laat is het?
On joue au basket ce soir ? = Spelen we vanavond basketbal?
Tu veux jouer au tennis ? = Wil je tennissen?
Slide 8 - Diapositive
Welke vraag zou je hierbij stellen?
A
Regarde l'horloge
B
Quelle heure est-il
C
Elle est heure
D
Quand heure es-il
Slide 9 - Quiz
Je suis au cinéma = ik ben in de bioscoop
Il est deux heures dix = het is tien over twee
Oui, bonne idée = ja, goed idee
Dis bonjour à Emma = oe de groeten aan Emma
Slide 10 - Diapositive
Maak de zinnen af: sleep de zinsdelen die bij elkaar horen naar elkaar toe
On joue au basket ..
.. deux heures dix
.. ce soir
..à Emma
Dis bonjour ..
Il est ..
.. est-il
Quelle heure ..
Slide 11 - Question de remorquage
Hoe maak je een ontkenning in het Frans?
Slide 12 - Question ouverte
Ik dans, jij danst, hij danst Welk antwoord klopt?
A
Je danses, tu danse, il dans
B
Je dans, tu danse, il danset
C
Je danse, toi danses, il dans
D
Je danse, tu danses, il danse
Slide 13 - Quiz
Wij dansen, u danst, zij dansen Welk antwoord klopt?
A
Nous danseons, vous dansez, ils dansent
B
Nous dansons, vous dansent, ils dansenent
C
Nous dansons, vous dansez, ils dansent
D
Nous dansons, vous danzes, ils dansont
Slide 14 - Quiz
Wat betekent deze zin: Je n'aime pas l'histoire
Slide 15 - Question ouverte
Wat betekent deze zin: Je m'entraine deux fois par semaine
Slide 16 - Question ouverte
Hoe vertaal je deze zin: Ik ben dol op muziek
Slide 17 - Question ouverte
Au travail !
Maak nu de oefentoets (3.8 diagnostische toets). Let op! Je maakt de diagnostische toets die helemaal onderaan in het hoofdstuk staat en dus niet de light versie.
Dit is ook les devoirs voor de volgende les en gaan we samen bespreken.
Heb je nog vragen over unité 3? Schrijf deze op en neem deze mee naar de les.