V2 Spelling

Wanneer gebruik je een trema?
1 / 22
suivant
Slide 1: Question ouverte

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Wanneer gebruik je een trema?

Slide 1 - Question ouverte

Trema
Een trema gebruik je om een woord beter leesbaar te maken. Een trema maakt duidelijk hoe je een woord uitspreekt of hoe een woord in elkaar zit.

Slide 2 - Diapositive

interesse
uploaden
23
knie
olie
kopie

let op
bui
geïntresseerd 
geüpload
drieëntwintig
knieën
oliën
kopiëren

let op
buiig

Slide 3 - Diapositive

Aanhalingstekens gebruik je :
A
alleen als je letterlijk opschrijft wat iemand zegt
B
als je een woord in een andere betekenis gebruikt
C
als je letterlijk opschrijft wat iemand zegt en als je een woord in een andere betekenis gebruikt
D
als je een woord letterlijk bedoeld en niet in een andere betekenis

Slide 4 - Quiz

aanhalingstekens
'Ik wil naar huis,'zegt Sophie.
of
"Ik wil naar huis,"zegt Sophie.

Sophie vindt de gymles de 'leukste' les van de week.
of
Sophie vindt de gymles de leukste les van de week.

Slide 5 - Diapositive

Zeven weetjes rondom het trema
  1. 1 Het trema wordt geplaatst bij de volgende 14 lettercombinaties: ee, ei, eu, ie, aa, ae, ai, au, ui, uu, oe, oi, oo en ou.

Voorbeeld: poëzie, reünie, koloniën, ruïne

  1. 2  Regel 1 is op uitzondering als woorden eindigen op de Franse en Spaanse lettercombinaties: eum, ien, eus en ei

Voorbeeld: petroleum, opticien

  1. 3  Als er meer dan twee klinkercombinaties zijn, dan krijgt de klinker na de i geen trema 

Voorbeeld: begroeiing, aaien, geoefend

Slide 6 - Diapositive

1.4 Bij telwoorden wordt er een trema geplaatst

Voorbeeld: tweeëntwintig, drieëndertig

1.5 Het trema komt alleen voor in niet-samengestelde woorden

Voorbeeld: het is na-apen en niet naäpen, het is zee-egel in plaats van zeeëgel

1.6 Woorden die eindigen op een onbeklemtoonde ie krijgen in het meervoud: iën.

Voorbeeld: koloniën, provinciën

1.7 Woorden die eindigen op een beklemtoonde ie krijgen in het meervoud: ieën

Voorbeeld: knieën, industrieën, melodieën

1.8 er komt  geen trema  als er een achtervoegsel is. Je schrijft dan lila-achtig, in plaats van lilaächtig.

Slide 7 - Diapositive

Kun je alle zelfstandige naamwoorden in het meervoud zetten?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Noem twee zaken die met een medeklinker kunnen gebeuren als je een znw in het meervoud zet.

Slide 9 - Question ouverte

medeklinkers in het meervoud
Medeklinkers aan het eind worden verdubbeld als dat nodig is voor de uitspraak.
vb.: bed-bedden
atlas-atlassen
Medeklinkers kunnen veranderen, vooral de -f en de -s.
vb.: luis-luizen
slurf- slurven

Slide 10 - Diapositive

Bedenk zelf een woord dat in het meervoud een dubbele medeklinker krijgt.

Slide 11 - Carte mentale

Bedenk nu een woord waarvan de eindmedeklinker verandert in het meervoud.

Slide 12 - Carte mentale

Wanneer gebruik je in het meervoud een apostrof?

Slide 13 - Question ouverte

apostrof en meervoud
Woorden die eindigen op een klinker (a,i,o,u en y) krijgen een apostrof als je ze fout kunt uitspreken.
vb. agenda -agenda's
ski-ski's
baby - baby's

Welke klinker ontbreekt in het rijtje?

Slide 14 - Diapositive

wat is er aan de hand met woorden die eindigen op -ik,-es en -it?

Slide 15 - Question ouverte

Waarom schrijf je nul taarten
en
drieënhalve taart
?

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

meervoud van collega-bestuurder

Slide 18 - Carte mentale

verkleinwoorden van oma, ski en café zijn goed geschreven bij:
A
oma'tje, skietje en cafeetje
B
omaatje, ski'tje en cafe'tje
C
omaatje, skietje en café-tje
D
oma'tje, ski'tje en cafeetje

Slide 19 - Quiz

stappenplan voor -e of -en
Is het linkerdeel van de samenstelling een zelfstandig naamwoord?
Bv. pan+ koek
ja
heeft het linkerdeel een meervoud dat eindigt op -en?
Bv. pannen+koek
ja
heeft het linkerdeel een meervoud op -es
Bv. Pannen+koek
nee
DAN altijd -en schrijven. Let op: er zijn uitzonderingen zoals elleboog, nachtegaal e.d.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Lien

Kies oefeningen die je lastig vindt en ga oefenen.
Heb je nog vragen, stel ze als ik langsloop.

Slide 22 - Diapositive