W4

¿Qué vamos a hacer hoy?
Semana 4
  • Woordenschat (vocabulario) - 10 min
  • Repaso - 20 min
  • Oefentoets - 30 min
  • Toets inzien - 10 min

Doel: Aan het eind van deze les:
  • heb je kunnen oefenen met de stof voor proefwerk 2
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

¿Qué vamos a hacer hoy?
Semana 4
  • Woordenschat (vocabulario) - 10 min
  • Repaso - 20 min
  • Oefentoets - 30 min
  • Toets inzien - 10 min

Doel: Aan het eind van deze les:
  • heb je kunnen oefenen met de stof voor proefwerk 2

Slide 1 - Diapositive

PW 2 - semana 5
Thema 2 + leesvaardigheid

In 1 week

Slide 2 - Diapositive

Woordenschat Thema 2
Boekje blz 82 t/m 84
Blz 

Repaso (herhaling): Linkje spel

timer
10:00

Slide 3 - Diapositive

Repaso

Slide 4 - Diapositive

¿Cómo se dice "ouders" en español?
(vertaal ouders)
A
padres
B
padre
C
madre
D
hermanos

Slide 5 - Quiz

¿Cómo se dice "oma" en español?
(vertaal oma)
A
novia
B
tía
C
abuela
D
madre

Slide 6 - Quiz

¿Cómo se dice "broers/zussen" en español?
(vertaal )
A
abuelos
B
amigos
C
hermana
D
hermanos

Slide 7 - Quiz

Kijk naar de stamboom en maak de zinnen hieronder compleet in het Spaans:
Haley es la ... de Alex
(Haley is de (zus/moeder/oma etc) van Alex)

Slide 8 - Question ouverte

Maak de zinnen hieronder compleet:

Phil es el ... de Alex, Haley y Luke

Slide 9 - Question ouverte

Maak de zinnen hieronder compleet:

Claire y Phil son los ... de Lily.

Slide 10 - Question ouverte

Maak de zinnen hieronder compleet:

Jay y Gloria son los ... de Lily.

Slide 11 - Question ouverte

Maak de zinnen hieronder compleet:

Luke es el ... de Claire y Phil.

Slide 12 - Question ouverte

Opdracht: sleep de juiste vervoeging van "ser" naar de juiste zin.
Él __ español.
Yo __ holandesa.
Nosotros __ estudiantes.
Tú __ eres inglés.
Vosotros __ holandeses.
Ellos __ españoles.
es
soy
somos
eres
sois
son

Slide 13 - Question de remorquage

10. Sleep de juiste vorm van 'TENER' naar het juiste doel. (20 seg.)
Stacy y Fiene _____ (tener) una casa en la playa
Rick y yo______(tener) dos hermanos
¿Tú________ (TENER) catorce años?
Yo _______ (TENER) un coche muy moderno
Lisa y tú _____(vosotros) de Holanda.
tienen
tenemos
tienes
tengo
teneis

Slide 14 - Question de remorquage

Sleep de woorden bij het juiste lidwood in het Spaans
La
EL
Los
Las
ciudad
hermano
tía
reloj
primo
televisión
fresas
abuelos

Slide 15 - Question de remorquage

Sleep de woorden bij het juiste meervoudsvorm in het Spaans
S
ES
ciudad
hermano
tía
reloj
prima
televisión
madre
abuelo

Slide 16 - Question de remorquage

Vul in: un/una/unos/unas
____amiga

Slide 17 - Question ouverte

Vul in: un/una/unos/unas
_____hijos.

Slide 18 - Question ouverte

Vul in: un / una / unos / unas.
Barcelona es ... ciudad española.

Slide 19 - Question ouverte

Welk realistisch cijfer wil jij gaan halen voor de toets van volgende week?
010

Slide 20 - Sondage

Portátiles cerrados

Slide 21 - Diapositive

Oefentoets 

Slide 22 - Diapositive

Oefentoets 
1. Luisteropdracht doen we samen
2. Andere opdrachten individueel + stil maken

Klaar?

timer
30:00

Slide 23 - Diapositive

S.O bespreken
Afspraken
1. je blijft rustig zitten - te druk blijf je in de pauze
2. Heb je vragen kom dan één voor één
3. Voordat je weggaat geef je de toets terug

Cijferberekenen = 31 punten


Slide 24 - Diapositive

Blooket

Slide 25 - Diapositive

.
Wat vond je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Sondage

¿Qué vamos a hacer hoy?
semana 5 
  • Bienvenida - 10 min
  • toets - 60 min 
        extra tijd 6 min


Regels:
  • Mag niet naar de wc = zelfs als je klaar bent
  • Niet op de toets schrijven
  • Niet met potlood schrijven

Klaar?
  • Boek lezen of leren

timer
1:00:00

Slide 27 - Diapositive