Uitleg present simple/continuous

Herhaling present simple present continous plus extra uitleg van www.engelsgemist.nl sowieso een goede site als je wat extra oefeningen en/of uitleg nodig hebt

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Herhaling present simple present continous plus extra uitleg van www.engelsgemist.nl sowieso een goede site als je wat extra oefeningen en/of uitleg nodig hebt

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?
A
ww + - ed
B
shit = bij she/he/it : ww +-(e)s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive


Present Continuous
Wanneer gebruik je de Present Continuous?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 10 - Quiz

Present continuous:

Wat is de regel van de present continuous?
A
hele ww+ -ed
B
shit = hele ww+ -s
C
vorm van to be (am/are/is) + hele ww+ -ing

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Lien

Present Simple <> Present Continuous
She usually __________ (walk) to school.
A
walks
B
is walking

Slide 14 - Quiz

Usually = normaal gesproken. Het geeft dus een gewoonte aan = present simple!

Slide 15 - Diapositive

Present Simple <> Present Continuous
__________ (he / watch) the news regularly?

A
Does he watch
B
Is he watching

Slide 16 - Quiz

Regularly geeft aan dat iets regelmatig gebeurt = present simple

Slide 17 - Diapositive

Present Simple <> Present Continuous
The school bag ________ (be) very heavy.
A
is
B
is being

Slide 18 - Quiz

Dit is een feitje, present simple = IS

Slide 19 - Diapositive

Present Simple <> Present Continuous
Look! He _______ (leave) the house.
A
leaves
B
is leaving

Slide 20 - Quiz

Look! Is een signaalwoord voor de present continuous!

Slide 21 - Diapositive

Present Simple <> Present Continuous
You usually _________ (arrive) late.
A
arrive
B
are arriving

Slide 22 - Quiz

Usually geeft aan dat iets normaal is, dus de present simple

Slide 23 - Diapositive

Present Simple <> Present Continuous
Every Sunday we _______ (go) to see my grandparents.
A
go
B
are going

Slide 24 - Quiz

Every Sunday = dus vaker = present simple

Slide 25 - Diapositive

Present Simple <> Present Continuous
Judy ________ (sleep) right now.
A
sleeps
B
is sleeping

Slide 26 - Quiz

Right now = signaalwoord voor de present continuous

Slide 27 - Diapositive

Present Simple <> Present Continuous
We _________ (play) Monopoly at the moment.
A
play
B
are playing

Slide 28 - Quiz

At the moment = nu, op dit moment = present continuous

Slide 29 - Diapositive