Herhalen Erfelijkheid en Evolutie

Welkom klas 3!
Deze les heb jij jouw aantekeningenschrift,
pen en potlood nodig!
1 / 56
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

Cette leçon contient 56 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Welkom klas 3!
Deze les heb jij jouw aantekeningenschrift,
pen en potlood nodig!

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling thema 3,
Erfelijkheid en 
evolutie

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Planning
Planning en leerdoelen bespreken.
Herhalen hoofdstuk 3
Vragen
Opdrachten maken

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Doelen voor vandaag...
Je kunt vertellen wat je moet leren voor de toets.

Je weet wat je wel en niet kunt en dus nog goed moet leren.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Genotype & fenotype

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Genotype fenotype

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leg uit hoe je fenotype tot stand komt?
(waarom zie je er zo uit zoals je doet?)

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

DNA
Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.
DNA=informatie voor al je erfelijke eigenschappen.
Een gen is een stukje DNA.
Cellen gebruiken alleen de genen die ze nodig hebben.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

DNA
Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten

Niet alleen DNA bepaald
Ook je omgeving (bijvoorbeeld wat je eet)

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mutatie
Een mutatie is en verandering van het DNA.

Meestal is het door een beschadiging.

Röntgenstraling
Radio actieve straling
(Chernobyl)

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe ontstaat erfelijke variatie?
Veranderingen in het DNA 
zijn Mutaties

Gunstige mutaties 
-> 
Beter aangepast aan hun omgeving 
->
Vergroten de overlevingskans


Slide 11 - Diapositive

Hoe ontstaat erfelijke variatie?

Dit komt omdat er veranderingen in het DNA ontstaan. Dit noem je mutaties. Deze kunnen ontstaan door een aantal dingen zoals, straling, giftige  stoffen en virussen. Door een mutatie veranderd het gen. Waardoor een nakomeling een iets ander fenotype krijgt. 

Als dit een verandering is waardoor het individu beter kan overleven in zijn omgeving, wordt zijn overlevingskans groter en de kans dat hij meer nakomelingen krijgt ook. 

Op het plaatje zie je een albino kangoeroe. Deze kangoeroe mist het gen waarmee hij pigment aanmaakt. Hiierdoor kan hij slecht zien en is hij wit waardoor hij meer opvalt. Hierdoor kan hij minder goed overleven en komt hij in het wild weinig voor. 
Ontstaan van mutaties

Het DNA kan veranderen, waardoor een gen niet meer de juiste informatie bevat. Zo'n verandering in het DNA heet een mutatie. 

Invloeden op mutaties:

- Schadelijke stoffen als asbest. 
- straling: UV-straling
- sigarettenrook
- röntgen en radioactieve straling

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

homozygoot / heterozygoot

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Homozygoot - heterozygoot

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Homozygoot en heterozygoot
  • Homozygoot = hetzelfde
  • Heterozygoot = verschillend

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Homozygoot en heterozygoot

aa = homozygoot recessief
AA =  homozygoot dominant
Aa= heterozygoot

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Homozygoot
Heterozygoot

Slide 17 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Dominant en recessief
Dominant
Recessief
Overheersend (sterk)
Ondergeschikt (zwak)
Grote letters
Kleine letters
1x nodig om tot uiting te komen
2x nodig om tot uiting te komen

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dominant en recessief

Slide 19 - Diapositive

Geef de studenten een diagram van een cel tijdens de meiose en laat hen de chromosomenparen identificeren en uitleggen hoe ze zich splitsen.
Is R een dominant of recessief gen?
A
Dominant
B
Recessief

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Intermediar fenotype
Als er geen dominante of recessieve allelen
zijn, is er sprake van een intermediar 
fenotype.  (een tussenvorm tussen de 2 
allelen)

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het gen voor konijnen met bruine kleur is dominant over wit. Konijn 1 heeft een witte vader. Geef het juiste genotype aan. 
AA
Aa
aa

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Stambomen
Stambomen

  • Geven erfelijkheid door de tijd weer
  • Rondjes: vrouwen
  • Blokjes: mannen


Blz. 190: opdrachten 

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De kruising 

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het ras Labrador kan bruin zijn of wit zijn van kleur. 
Bruin is dominant boven wit. 
De vader is homozygoot dominant (Bruin) en de moeder is wit.

Hoe groot is de kans dat er in de volgende generatie een witte Labrador pup geboren wordt. 

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geslachtelijke/ongeslachtelijke voortplanting bij planten
Planten kunnen zich geslachtelijk en ongeslachtelijk voortplanten.
Als je iets leest als:
bollen
knollen
uitloper
wortelstok    ..... dan is het ongeslachtelijke voortplanting

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

variatie in genotypen

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geslachtelijke voortplanting

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting

Bij geslachtelijke voortplanting -> eicel + zaadcel!

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geslachtelijke voortplanting

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het voordeel van geslachtelijke voortplanting boven ongeslachtelijke voortplanting?

Slide 35 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Leg uit wat een mutatie is?

Slide 36 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Soorten
Organismen behoren tot hetzelfde soort:
  • als ze zich samen kunnen voortplanten
  • en de nakomelingen vruchtbaar zijn

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Natuurlijke selectie

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Natuurlijke selectie

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Nieuwe soorten

Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 41 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 42 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Mitose is de
A
Gewone celdeling
B
Reductiedeling (vorming geslachtscellen)

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Mitose
Waar vindt geen mitose plaats?
A
Het ontstaan van een huidcel in de huid van een olifant.
B
Het ontstaan van een bastcel in de stengel van een klimop.
C
De celdeling van een bevruchte eicel.
D
Het ontstaan van een stuifmeelkorrel.

Slide 44 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Meiose
  • Geslachtscellen worden gemaakt door meiose.
  • Van één lichaamscel worden twee geslachtscellen gemaakt
  • Willekeurig!

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Meiose
  • Zaadcellen en eicellen worden gemaakt door meiose
  • Bij meiose wordt het aantal chromosomen gehalveerd 
  • noem je ook reductiedeling

Slide 46 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Reductiedeling/Meiose
  • Meiose
  • Wat betekent reductie?
  • Meiose gebeurt bij geslachtscellen
  • Waarom hebben geslachtscellen 23 chromosomen?

Slide 47 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 48 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een ander woord voor Meiose?
Wat ontstaat bij Meiose?
A
Gewone celdeling, er ontstaan gewone cellen
B
Gewone celdeling, er ontstaan eicellen en zaadcellen
C
Reductiedeling, er ontstaan gewone cellen
D
Reductiedeling, er ontstaan eicellen en zaadcellen

Slide 49 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een meiose?
Bij een meiose worden...
A
nieuwe cellen gevormd
B
geslachtscellen gevormd
C
reductiedeling
D
gewone celdeling

Slide 50 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij meiose ...
A
Blijft het aantal chromosomen gelijk
B
Wordt het aantal chromosomen gehalveerd
C
Komen er meer chromosomen

Slide 51 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een meiose?
Na een meiose heeft de dochtercel...
A
het gewone aantal chromosomen
B
de helft van het normale aantal chromosomen
C
Het dubbele van het normale aantal chromosomen
D
evenveel chromosomen als de moedercel

Slide 52 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is een meiose?
Bij een meiose worden...
A
nieuwe cellen gevormd
B
geslachtscellen gevormd
C
reductiedeling
D
gewone celdeling

Slide 53 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Tabel met alle mogelijke combinaties van allelen bij een kruising.
Twee organismen die met elkaar nakomelingen krijgen.
De nakomelingen van hetzelfde ouderpaar.
Schematisch overzicht van een erfelijke eigenschap binnen een familie.
stamboom
generatie
kruisingsschema
kruisen

Slide 54 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Nummer 5 en 6 in de stamboom zijn beiden heterozygoot voor het gen dat taaislijmziekte veroorzaakt. Ze krijgen nog een dochter.
Hoe groot is de kans dat deze dochter geen taaislijmziekte heeft?

Sleep het vinkje naar het goede antwoord.



0%
25%
50%
75%
100%

Slide 55 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

4) Aan welke groep zijn de gorilla’s
het meest verwant volgens de stamboom? Geef aan met X
apen van de nieuwe wereld
apen van de oude wereld
aan de chimpansees
aan de gibbons
aan de halfapen
aan de orang-oetans
X

Slide 56 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions