Les 1 Grammatica woordsoorten

Woordsoorten van a tot z
Leerjaar 2

1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Woordsoorten van a tot z
Leerjaar 2

Slide 1 - Diapositive

Woordsoorten die je moet kennen:
  • lidwoorden: bepaald en onbepaald
  • werkwoorden
  • zelfstandige naamwoorden
  • voorzetsel
  • bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Diapositive

Lidwoord (lw)
Het Nederlands kent drie lidwoorden (lw): de, het, een


Slide 3 - Diapositive

LW deel 2
De drie lidwoorden worden verdeeld in

Het bepaalde lidwoord (blw): de, het (geeft één speciaal ding aan)
Het onbepaalde lidwoord: een (kan elke willekeurig ding zijn)

Slide 4 - Diapositive

Het zelfstandig naamwoord (zn)
Zelfstandig naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Vidéo

ZN deel 2
Zn-en kunnen concreet zijn (iets wat je kunt vasthouden, bijv. een tafel) of abstract (iets wat je niet kunt vasthouden, bijv. de geest). tafel=czn, geheugen = azn
Ook eigennamen--> zn-e (Caro, Frankrijk, de Mont Blanc, de Amstel) zijn zn-en.

Slide 7 - Diapositive

Werkwoord (ww)
Een werkwoord is iets wat je doet of iets dat gebeurt.
Bijv. fietsen (kun je doen) of regenen (iets dat gebeurt).
Onthoud: een ww kun je vervoegen, dat betekent dat het verandert als je er ik, hij, wij voor zet.
Fietsen: ik fiets - hij fietst - wij fietsen
Regenen: het regent
Als je de tijd van een zin verandert, verandert het ww.
Ik fiets naar school. / Ik fietste naar school. ww=fiets, want dat verandert.

Slide 8 - Diapositive

Het voorzetsel (vz)
Een voorzetsel is een woord dat je niet kunt veranderen. Het is dus altijd hetzelfde, of het nu voor een zn in enkel- of in meervoud staat.
Je kunt een vz voor een zelfstandig naamwoord zetten:
De vogel vloog tegen het raam.

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Het bijvoeglijk naamwoord (bn)
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een  zelfstandig naamwoord. Het geeft een eigenschap, kenmerk of toestand aan van een zelfstandig naamwoord. Vaak staan ze voor het zn waar ze bij horen, maar niet altijd!
Voorbeelden:
de rode auto -->  rode zegt iets over auto en is dus bn.
de auto is rood --> rood zegt auto en is dus bn.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'Woordsoorten' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 13 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'lastig' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 14 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
prijs is ..
A
vz
B
zn
C
bn
D
lw

Slide 15 - Quiz

Hoe noem je de volgende woordsoorten?

in, op, onder, door
A
lidwoorden
B
voorzetsels
C
telwoorden
D
aanwijzende voornaamwoorden

Slide 16 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
gewonnen is ..
A
vz
B
zn
C
ww
D
lw

Slide 17 - Quiz

Welk woord is een bijvoeglijk naamwoord?
'Judith trok een vragend gezicht.'
A
vragend
B
trok
C
gezicht
D
Judith

Slide 18 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Wie heeft de mooiste prijs gewonnen?
heeft is ..
A
ww
B
zn
C
bn
D
vz

Slide 19 - Quiz