7.3E Zwangerschap

7.3E Zwangerschap
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

7.3E Zwangerschap

Slide 1 - Diapositive

Bevruchting
Bij geslachtsgemeenschap kan sperma in de vagina (schede) komen. De zaadcellen bewegen zich dan met behulp van hun zweepstaart in de richting van de baarmoeder en de eileider.
  

De bevruchting van een eicel door een zaadcel vindt plaats in een eileider. Bevruchting vindt plaats als de kop van een zaadcel de eicel binnendringt. De zweepstaart van de zaadcel blijft achter. Bij bevruchting versmelt de kern van een mannelijke geslachtscel (de zaadcel) met de kern van een vrouwelijke geslachtscel (de eicel). Zodra de kop van een zaadcel de eicel is binnengedrongen, wordt de buitenste laag van de eicel ondoordringbaar. Hierdoor is het voor andere zaadcellen niet meer mogelijk deze eicel binnen te dringen.

De bevruchte eicel gaat zich meteen een aantal keren delen. Het klompje cellen dat zo ontstaat, wordt via de eileider vervoerd naar de baarmoeder. De wand van de baarmoeder bestaat uit een dikke laag spieren die aan de binnenkant met slijmvlies is bekleed. Het baarmoederslijmvlies is ondertussen erg dik geworden en bevat veel bloedvaten. Het klompje cellen zet zich vast in het slijmvlies van de baarmoeder. Dat heet innesteling. De vrouw is dan zwanger. In ongeveer negen maanden groeit het klompje cellen uit tot een kind.

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Lien

Bevruchting

Slide 4 - Diapositive

Baarmoederslijmvlies
Cellen uit de wand van rijpende follikels produceren oestrogenen. Onder invloed van deze hormonen wordt het baarmoederslijmvlies dikker en sterker doorbloed. Na de ovulatie wordt uit het achtergebleven follikelweefsel in de eierstok het gele lichaam gevormd. De cellen van het gele lichaam produceren hormonen, onder andere oestrogenen. Deze hormonen zorgen ervoor dat het baarmoederslijmvlies nog dikker wordt (zie paragraaf menstruatiecyclus). Als de eicel niet wordt bevrucht, begint het gele lichaam af te sterven. Daardoor worden er te weinig hormonen geproduceerd om het baarmoederslijmvlies in stand te houden. Het baarmoederslijmvlies wordt dan gedeeltelijk afgestoten tijdens de menstruatie.

Als de eicel wel wordt bevrucht, blijft het gele lichaam in stand (zie afbeelding). Het gele lichaam blijft nu voldoende hormonen produceren om het baarmoederslijmvlies dik en doorbloed te houden. Het baarmoederslijmvlies wordt niet afgestoten.

Slide 5 - Diapositive

Baarmoederslijmvlies na bevruchting

Slide 6 - Diapositive

Hoe komt het dat een eicel slechts door één zaadcel kan worden bevrucht?

Slide 7 - Question ouverte

Zet de gebeurtenissen die leiden tot bevruchting in de juiste volgorde:
1
2
3
4
5
6
Bij geslachtsgemeenschap komen zaadcellen in de vagina
De kern van de zaadcel en de eicel versmelten met elkaar (bevruchting)
De kop van een zaadcel dringt een eicel binnen
Zaadcellen bewegen vanuit de vagina naar de baarmoeder
De buitenste laag van de eicel wordt ondoordringbaar voor andere zaadcellen
Zaadcellen bewegen vanuit de baarmoeder naar een eileider

Slide 8 - Question de remorquage

Een klompje cellen groeit uit tot een:
A
Embryo
B
Embrya
C
Foetus
D
Baby

Slide 9 - Quiz

Is er tijdens de zwangerschap sprake van een ovulatie? Leg je antwoord uit.

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Vidéo

Slide 12 - Vidéo

Innesteling
De bevruchte eicel gaat zich meteen een aantal keren delen (zie afbeelding). Het klompje cellen dat zo ontstaat, wordt via de eileider vervoerd naar de baarmoeder. Het baarmoederslijmvlies is na de ovulatie erg dik en bevat veel bloedvaten. Het klompje cellen zet zich vast in het slijmvlies van de baarmoeder. Dat heet innesteling . De vrouw is zwanger. Gedurende de zwangerschap wordt de vrouw niet ongesteld.
  
De innesteling van het klompje cellen vindt plaats vijf tot zeven dagen na de ovulatie. Het klompje cellen groeit uit tot een kind. Het kind wordt ongeveer 38 weken na de bevruchting geboren.

Slide 13 - Diapositive

De eerste delingen van een bevruchte eicel

Slide 14 - Diapositive

Bevruchting en innesteling (schematische weergave)

Slide 15 - Diapositive

Waar wordt de eicel bevrucht door een zaadcel?
A
Vagina
B
Eileider
C
Baarmoeder
D
Eierstok

Slide 16 - Quiz

Waar wordt de eicel bevrucht door een zaadcel?
A
Vagina
B
Eileider
C
Baarmoeder
D
Eierstok

Slide 17 - Quiz

Op de kalender van afbeelding 11 heeft Roos aangegeven wanneer ze ongesteld was. Ze menstrueert erg regelmatig: om de vier weken.
Wanneer zal haar volgende menstruatie plaatsvinden? Leg je antwoord uit.

Slide 18 - Question ouverte

Wanneer vindt waarschijnlijk de ovulatie plaats? Leg je antwoord uit.

Slide 19 - Question ouverte

Roos heeft geslachtsgemeenschap en haar eicel wordt bevrucht.

In welke week vindt waarschijnlijk innesteling in het baarmoederslijmvlies plaats? Leg je antwoord uit.

Slide 20 - Question ouverte

De zwangerschap van Roos verloopt voorspoedig. Ze bevalt in de week van de uitgerekende datum.

In welke maand wordt het kind geboren? Leg je antwoord uit.

Slide 21 - Question ouverte

Zwangerschap
Het kind dat zich in de baarmoeder ontwikkelt, heet de eerste weken embryo. Vanaf de achtste week na de bevruchting tot aan de geboorte noem je het een foetus. De eerste weken van de zwangerschap zorgt het baarmoederslijmvlies voor de voeding van het embryo. Daarna ontstaat de placenta of moederkoek (zie afbeelding ). Dat is een speciaal deel van de baarmoederwand waar bloed in bloedvaten van het embryo vlak langs het bloed van de moeder stroomt. Hierdoor kunnen stoffen worden uitgewisseld van het bloed van de moeder naar het bloed van het embryo en omgekeerd. Het bloed van de moeder stroomt niet door het embryo, maar blijft door dunne vliezen gescheiden van het bloed van het embryo.
Het embryo is door de navelstreng verbonden met de placenta. Zuurstof en voedingsstoffen gaan van het bloed van de moeder naar het bloed van het embryo. Afvalstoffen gaan van het bloed van het embryo naar het bloed van de moeder.

Slide 22 - Diapositive

Ontwikkeling van het embryo

Slide 23 - Diapositive

Placenta
Foetus
Vruchtvliezen
Vruchtwater
Navelstreng

Slide 24 - Question de remorquage

Vruchtwater
Om de foetus liggen twee vruchtvliezen. Daarbinnen bevindt zich vloeistof: het vruchtwater (zie onderstaande afbeelding). De foetus drijft in het vruchtwater. Hierdoor wordt het beschermd tegen stoten, tegen uitdroging en tegen wisseling van de temperatuur. Bovendien kan de foetus zich hierin gemakkelijk bewegen. Na negen maanden zwangerschap is de baby ‘klaar’ om geboren te worden.

Slide 25 - Diapositive

Embryo in verschillende stadia

Slide 26 - Diapositive

Slide 27 - Diapositive

Sahana maakt een echo

Slide 28 - Diapositive

Lees de tekst 'Gynaecoloog' en geef antwoord op de onderstaande vragen. Je mag gebruik maken van het internet.

Sahana behandelt regelmatig patiënten met endometriose. Bij deze aandoening komt weefsel dat op baarmoederslijmvlies lijkt, buiten de baarmoeder voor. Hoe dat precies komt, is niet bekend. Het weefsel zit vaak op de eierstokken en eileiders, maar het kan ook op de darmen en de urineblaas voorkomen.
Als endometrioseweefsel op de eileiders groeit, kunnen de wanden van de eileiders verkleven.
Wat is daarvan het gevolg?

Slide 29 - Question ouverte


Sahana vindt dat vrouwen die hevig menstrueren eerder naar hun huisarts moeten gaan. Veel vrouwen denken dat het erbij hoort en hopen dat de klachten vanzelf verdwijnen.

Vrouwen die hevig menstrueren zijn vaak chronisch vermoeid. Leg uit hoe dat komt.

Slide 30 - Question ouverte

Naarmate een cel ouder wordt, kunnen er meer beschadigingen en afwijkingen ontstaan in de cel. Het downsyndroom is een aangeboren afwijking die ontstaat door een extra chromosoom. De verhoogde kans op het krijgen van een kind met downsyndroom hangt vooral af van de leeftijd van een vrouw, niet van de leeftijd van een man.

Leg uit dat dit te maken kan hebben met de leeftijd van eicellen en zaadcellen.

Slide 31 - Question ouverte

Welke opleiding dien je gevolgd te moeten hebben als gynaecoloog?

Slide 32 - Question ouverte

Slide 33 - Lien

KLAAR

Slide 34 - Diapositive