FD Hfst 1 tot 3

FD Hfst 1 tot 3
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

FD Hfst 1 tot 3

Slide 1 - Diapositive

Primair proces is:
A
De belangrijkste activiteit van een bedrijf of organisatie
B
Het minst belangrijke proces van een organisatie
C
Taken die de directeur uitvoert
D
Lang proces

Slide 2 - Quiz

Het secundaire proces bestaan uit allerlei zaken die ervoor zorgen dat het primaire proces beter verloopt.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 3 - Quiz

Facilitair medewerkers, congierges, schoonmakers en kantinemedewerkers doen de taken uit het primair
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Welke afdelingen/taken horen bij een facilitair medewerker?

Slide 5 - Question ouverte

Beroepshouding is:
A
waarden en normen die je nodig hebt om een bepaald beroep uit te oefenen.
B
regels waar je aan moet houden
C
hoe je staat

Slide 6 - Quiz

Uniform is
A
Kleding uit je kast
B
Kleding die hoort bij een bepaald beroep.
C
Nette kleding

Slide 7 - Quiz

Representatief is:

Slide 8 - Question ouverte

Benoem woorden die met persoonlijke verzorging te maken hebben.

Slide 9 - Question ouverte

Collegiaal houdt in

Slide 10 - Question ouverte

Klantgericht betekend
A
Dat je probeert om aan de wensen van je klant tegemoet te komen.
B
Dat je klanten zoekt.

Slide 11 - Quiz

Mimiek betekend
A
je lichaamstaal
B
gezichtsuitdrukking

Slide 12 - Quiz

Verbaal contact is:
A
Met je lichaamstaal
B
Met woorden

Slide 13 - Quiz

Heeft u goed geslapen? is een
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 14 - Quiz

Wat heb je in het weekend gedaan? is een
A
Open vraag
B
Gesloten vraag

Slide 15 - Quiz

Passief luisteren is
A
dat je alleen luistert en niet nadenkt over de boodschap.
B
Dat je met je ogen en oren tegelijk luistert. Je let daarbij op woorden, maar ook op hoe ze uitgesproken worden.

Slide 16 - Quiz

Welke opstelling zien jullie op de afbeelding?
A
Theater
B
Blok
C
Carré
D
U-vorm

Slide 17 - Quiz

Welke opstelling zien jullie op de afbeelding?
A
Klas
B
Cabaret
C
Carré
D
Theater

Slide 18 - Quiz

Audiovisuele apparatuur is apparatuur waarmee je geluid en met beeld (visueel) iets duidelijk kunt maken.
A
Voorbeeld: DVD-Speler
B
Voorbeeld: Box

Slide 19 - Quiz

Catering is
A
het verzorgen van eten en drinken
B
bezorgen van pakketjes

Slide 20 - Quiz

Decoratie is
A
Stoelen en tafels
B
Versiering

Slide 21 - Quiz