C1 Meer dan lezen (§ 2-6)

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Goedemorgen 2V !

Graag jullie laptop openen

en inloggen voor deze LessonUp.

Open je laptop en doe mee!

Wat hebben we geleerd in Cursus 1?

Vind het tekstdoel:

Wat wil de schrijver van de tekst bereiken?

Dat je vermaakt wordt

Dat je geïnformeerd wordt

Dat je weet hoe je iets moet doen

Dat je iets gaat doen

Dat je zijn mening overneemt

Amuseren

Informeren

Instrueren

Overtuigen

Activeren

Welk antwoord klopt?

1. Het onderwerp staat meestal in de inleiding
2. Het slot bevat nooit een conclusie
3. De hoofdgedachte is geen volledige zin
4. Het onderwerp staat nooit in de inleiding

Welk antwoord klopt?

1. Het onderwerp staat nooit in de inleiding
2. Een kernzin vind je vaak in de eerste of laatste zin van een alinea
3. Na de inleiding weet je nog niets over de tekst
4. Het onderwerp staat in het slot van de tekst

De hoofdgedachte is het belangrijkste wat in de tekst als geheel over het onderwerp gezegd wordt.

1. Klopt
2. Klopt niet

Tekstverbanden

Een auteur brengt samenhang in zijn tekst aan

door verbanden te leggen. In een goede tekst hangen

woorden, zinnen en alinea's met elkaar samen.

Door te letten op verbanden kun je teksten beter begrijpen!

Bij een opsommend verband horen signaalwoorden als: al met al, daarom, concluderend, daarom, dus

1. Klopt niet
2. Klopt

Middels welk verband kan een schrijver gebeurtenissen in de
juiste tijdsvolgorde aangeven?

1. Samenvattend verband
2. Tegenstellend verband
3. Chronologisch verband
4. Opsommend verband

Welk signaalwoord hoort bij een toelichtend verband

1. Inmiddels
2. Dat houdt in
3. Neem nou
4. Bovendien

Welk signaalwoord hoort bij een tegenstellend verband

1. Daarna
2. Al met al
3. Vervolgens
4. Hoewel

Bij welk verband horen de signaalwoorden: 'Daarnaast, en, niet alleen..., om te beginnen, ten slotte'?

1. Samenvattend
2. Opsommend
3. Concluderend
4. Toelichtend

Om te, opdat, met behulp van, zodat.

Ook al, weliswaar, desondanks, hoewel.

Daarom, dus, dat houdt in, al met al.

Vanwege, waardoor, als gevolg van, dankzij.

Tenzij, mits, wanneer, als (... dan), indien.

Doel-middel

Toegevend

Concluderend

Voorwaardelijk

Oorzakelijk

Echter, niettemin, maar, daarentegen,
hoewel, ondanks dat & toch?

1. Opsommend verband
2. Toegevend verband
3. Chronologisch verband
4. Tegenstellend verband

Met de signaalwoorden van welk verband zou de auteur een voorbeeld kunnen aankondigen in zijn tekst?

1. Voorwaardelijk verband
2. Toelichtend verband
3. Redengevend verband
4. Vergelijkend verband

Namelijk, dus, aangezien, want,
omdat, immers, dankzij & derhalve?

1. Voorwaardelijk verband
2. Vergelijkend verband
3. Redengevend verband
4. Toelichtend verband

Jullie krijgen nu per slide een aantal

signaalwoorden te zien of een vraag.

 

Kies uit de antwoordopties 

het juiste tekstverband.

Mag ik even op pauze

mag ik even op freeze

mag de tijd even stoppen

zonder dat ik tijd verlies

mag ik heel even rust

ruimte voor een black-out

dan is het even niet goed

maar ook even niet fout

Jullie krijgen nu per slide een aantal

signaalwoorden te zien of een vraag.

 

Kies uit de antwoordopties 

het juiste tekstverband.

En door!

Desondanks, niettemin, hoewel, ook al, zij het (dat), ofschoon & weliswaar?

1. Opsommend verband
2. Toegevend verband
3. Vergelijkend verband
4. Tegenstellend verband

Signaalwoorden van tegenstelling

Signaalwoorden van opsomming

Signaalwoorden van chronologie

Signaalwoorden van voorbeeld/

toelichting

maar

ook

ten eerste

toch

echter

en

bovendien

zoals

bijvoorbeeld

toen

als eerste

ten slotte

evenwel

Welk verband laat een overeenkomst of een verschil zien en is te herkennen aan het signaalwoord 'evenals'?

1. Oorzakelijk verband
2. Samenvattend verband
3. Opsommend verband
4. Vergelijkend verband

Al met al, daarom, concluderend,
dat houdt in & dus?

1. Doel-middelverband
2. Oorzakelijk verband
3. Concluderend verband
4. Samenvattend verband

Met andere woorden, kortom,
al met al & samengevat?

1. Concluderend verband
2. Doel-middel verband
3. Samenvattend verband
4. Toegevend verband

Als (... dan), indien, mits, tenzij,
in het geval (dat) & wanneer?

1. Voorwaardelijk verband
2. Vergelijkend verband
3. Redengevend verband
4. Toelichtend verband

Met welk verband zou jij bepaalde zaken achter elkaar kunnen beschrijven in jouw tekst?

1. Oorzakelijk verband
2. Chronologisch verband
3. Opsommend verband
4. Vergelijkend verband

Leesvaardigheid

Jullie krijgen straks een paar slides

te zien met een kleine tekst.

Over deze tekst volgt daarna

één of meerdere quizvragen.

Jullie krijgen nu per slide een aantal

signaalwoorden te zien of een vraag.

 

Kies uit de antwoordopties 

het juiste tekstverband.

Onderzoek toont aan dat mobiele telefoons op school de concentratie

en leerprestaties verminderen, terwijl een verbod ervan de focus verbetert

en de interactie tussen

leerlingen en leraren bevordert.

Welk tekstverband kun je uit
deze tekst herleiden?

1. Oorzakelijk verband
2. Tegenstellend verband
3. Chronologisch verband
4. Vergelijkend verband

De tekst over mobiele telefoons op school was een voorbeeld van een...?

1. Citaat
2. Mening
3. Feit
4. Tegenargument

Jullie krijgen nu per slide een aantal

signaalwoorden te zien of een vraag.

 

Kies uit de antwoordopties 

het juiste tekstverband.

Bovendien veroorzaken smartphones afleiding en verminderen ze de focus van docenten tijdens het lesgeven. 

Een verbod kan de professionele betrokkenheid en effectiviteit van docenten vergroten, wat de kwaliteit van het onderwijs ten goede komt.

Welk tekstverband kun je uit
deze tekst herleiden?

1. Oorzakelijk verband
2. Samenvattend verband
3. Opsommend verband
4. Toegevend verband

Deze tweede tekst over mobiele telefoons is een voorbeeld van een...?

1. Signaalwoord
2. Argument
3. Tegenargument
4. Hoofdgedachte

Jullie krijgen nu per slide een aantal

signaalwoorden te zien of een vraag.

 

Kies uit de antwoordopties 

het juiste tekstverband.

Pubers zijn ongelooflijk leuke wezens. Hun energie, creativiteit en eigenzinnigheid maken hen boeiend en verfrissend. Ze dagen ons uit, brengen levendigheid in onze levens en laten ons vaak glimlachen met hun unieke kijk op de wereld.

Deze tweede tekst over pubers
is een voorbeeld van een...?

1. Feit
2. Hoax
3. Mening
4. Argument

Oefentoets L3

H5 en H6 - Lezen

Jullie krijgen nu per slide een aantal

signaalwoorden te zien of een vraag.

 

Kies uit de antwoordopties 

het juiste tekstverband.

En door!

hoofdzaak

bijzaak

kernzin

functie van andere alinea's 

uitleg / voorbeelden

belangrijkste informatie

hierin staat de hoofdzaak / belangrijkste informatie

minder belangrijke informatie

Met welke manier van lezen vind je ook alweer het onderwerp van een tekst?

1. Precies lezen
2. Oriënterend lezen
3. Nauwkeurig lezen
4. Begrijpend lezen

Waar let je op als je een tekst oriënterend leest?

Oriënterend lezen

Globaal lezen

Precies lezen

Je bekijkt de titel, tussenkopjes en afbeeldingen van de tekst.

Je leest de tekst helemaal.

Je bepaalt welke delen van de tekst inleiding en slot zijn.

Lees de eerste alinea of de eerste twee alinea's.

Je noteert van elke alinea in een paar woorden het deelonderwerp in de kantlijn.

Je leest van elke alinea de eerste en de laatste zin.

Gefeliciteerd!

De grote warme-chocolademelk-prijs is voor jou!

Oefenvragen

Zijn er nog vragen?