verzorgingsstaat

verzorgingsstaat
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 5 min

Éléments de cette leçon

verzorgingsstaat

Slide 1 - Diapositive

De kern van de verzorgingsstaat is de solidariteitsgedachte. Dat wil zeggen dat:
A
je bereid bent om risico’s met elkaar te delen.
B
de overheid een basisinkomen voor burgers financiert.
C
de overheid verplicht is om iedereen evenveel financiële hulp te bieden.
D
burgers gezondheidszorg onderling met elkaar regelen.

Slide 2 - Quiz

wat hoort er niet bij het maatschappelijke middenveld?
A
greenpeace
B
overheid
C
consumentenbond
D
vakbonden

Slide 3 - Quiz

Wat is een verzorgingsstaat?
A
Een land waarin de regering zorgt voor mensen die ziek, gehandicapt, oud of werkloos zijn.
B
Een land waarin de mensen die er wonen heel gelukkig zijn, ook al zijn ze ziek, oud, gehandicapt of werkloos
C
Een regering die heel goed voor zichzelf zorgt en andere aan hun lot .overlaat
D
Een staat die zorgt voor goede snelwegen, bruggen, spoorlijnen, zodat de handel kan groeien.

Slide 4 - Quiz

Wie is de minister van onderwijs?
A
B
C
D

Slide 5 - Quiz

In het Nederlandse onderwijs:
A
zijn jongeren tot hun twintigste jaar gedeeltelijk leerplichtig.
B
is spijbelen niet strafbaar.
C
zijn alle scholen opgericht door de overheid.
D
controleert de Onderwijsinspectie de prestaties van de scholen.

Slide 6 - Quiz

Recht op onderwijs
A
Klassieke rechten
B
Politieke rechten
C
Sociale rechten

Slide 7 - Quiz

Wat is GEEN doel van het onderwijs?
A
Goed opgeleide beroepsbevolking
B
Ongelijkheid terugdringen
C
Sociale contacten
D
Talenten ontwikkelen

Slide 8 - Quiz

Welke stelling over zorgverzekeringen is juist?
A
Voor een basisverzekering betaal je maandelijks een bedrag aan de overheid.
B
Boven de 18 jaar heb je een plicht een zorgverzekering af te sluiten.
C
Een basisverzekering dekt alleen de kosten voor de huisarts en de tandarts.
D
Een aanvullende zorgverzekering geldt alleen voor ouderen.

Slide 9 - Quiz

Wat is de gemiddelde zorgverzekeringspremie in Nederland per maand?
A
€155
B
€146
C
€124
D
€188

Slide 10 - Quiz

Kun je er voor kiezen om je eigen risico van €385 te verhogen?

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive






Sociale voorzieningen






  • Sociale voorzieningen worden door het rijk, via de belastingen, betaald.
  • Doel: zorgen dat er niemand onder het sociale minimum zakt.

  • Voorbeelden: bijstand, Wajong 


Slide 13 - Diapositive

Hoe verschilt het arbeidsethos per land?

Slide 14 - Question ouverte

Hoe verschilt arbeidsethos per land/regio denk je?
A
Noord-Europa
B
Zuid-Europa
C
Azië (Japan, Zuid-Korea)
D
VS

Slide 15 - Quiz

Opdracht: Culturele diversiteit 
Stap 1: Je ziet zo meteen 6 plaatjes over culturele diversiteit. 
Stap 2: Schrijf de 6 factoren op die volgens jou in NL voor culturele diversiteit zorgen. 
Stap 3: Beschrijf per vlak de twee uitersten. Wat staat hier tegenover elkaar?
Stap 4: Geef per uiterste een voorbeeld van een cultuurkenmerk
Klaar? 4.1 - opdracht 8 t/m 11 - blz 113/114

Slide 16 - Diapositive

Behoort deze jongen tot de dominante cultuur, een subcultuur of beide?
A
Dominante cultuur
B
Subcultuur
C
Beide

Slide 17 - Quiz

Welke functie van cultuur klopt niet? Cultuur:
A
Bepaalt deels je identiteit
B
Bepaalt je godsdienst
C
Geeft mensen gemeenschappelijk referentiekader
D
Werkt gedragsregulerend

Slide 18 - Quiz

DOMINANTE CULTUUR
A
De cultuur van een kleine groep mensen binnen de samenleving.
B
Een samenleving die 'veel vorming' of 'veel kleurig'.
C
Iemand dat tot een bepaalde volk behoort.
D
De waarde, normen en gewoontes van de meeste mensen in het land.

Slide 19 - Quiz

Dominant of Subcultuur?
A
dominante cultuur
B
subcultuur

Slide 20 - Quiz

Dominante of een subcultuur?
A
Dominante cultuur
B
Subcultuur

Slide 21 - Quiz

Vanuit .... kan worden geredeneerd dat de verschillende culturen gelijkwaardig zijn in hun diversiteit en dat ruimte moet worden gegeven aan elkaars cultuur.
A
Cultuurrelativisme
B
Cultuuruniversalisme

Slide 22 - Quiz