HS 1, over taal, bk2b, 20-08-2020

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom

Wat heb je vandaag nodig?
Je boek voor Nederlands, een schrift en een pen.

Heb je dit voor je?
Wees stil, dan kunnen we snel beginnen :) 

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
12.35 - 12.40 - Wat weet je nog?
12.40 - 12.55 - Opdracht 1 (blz. 13) bespreken
12.55 - 13.10 - Uitleg fictie en non-fictie
13.10 - 13.25 - Woordenschat, zelf aan de slag!
13.25 - 13.30 - Pauze
13.30 - 13.45 - Opdrachten woordenschat bespreken
13.45 - 13.50 - Uitleg synoniemen en antoniemen
13.50 - 14.00 - Zelf aan de slag**

Gaat het zelf aan de slag allemaal goed? Dan doen we aan het laatste kwartier van de les een spelletje. (wel over Nederlands, natuurlijk) 




Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog?
Vorige les hebben we een verhaal gelezen. Waar ging dat verhaal over? Welke personen speelden een rol in dat verhaal?

Slide 3 - Diapositive

Opdracht 1 (blz. 13)
Opdracht bespreken.

Kijk je opdracht goed na.
1. Verbeter indien je het fout hebt gedaan. (zet een streepje en schrijf het goede antwoord erachter)
2. Zet een krul als je het goed hebt gedaan. 

Slide 4 - Diapositive

Fictie of non-fictie
Fictie --> verzonnen verhalen, het is niet echt gebeurd

Non-fictie --> waargebeurde verhalen, zijn echt gebeurd

Slide 5 - Diapositive

Fictie of non-fictie
Is het verhaal dat we samen hebben gelezen, 'Een vakantie van niks!' fictie of non-fictie?



Slide 6 - Diapositive

Opdracht 3 blz. 15
Maak in je schrift twee rijen. Een rij met fictie en een rij met non-fictie.


Fictie
Non-fictie
Zet deze tekstvormen in de juiste rij:  tijdschriftartikel - stripverhaal - tekst op Wikipedia - musical - documentaire - journaal - toneelstuk - leesboek - gedicht - informatief boek - krantenbericht - film - televisieserie - studieboek - gebruiksaanwijzing .
Klaar? Maak opdracht 4 (blz. 16)
timer
10:00

Slide 7 - Diapositive

Zelfstandig werken
Wat? Opdracht 1 t/m 4. (blz. 29 t/m 31)
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier een kwartier de tijd voor
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Maak opdracht 5 (blz. 32) ook. 

timer
15:00

Slide 8 - Diapositive

Pauze 
timer
5:00

Slide 9 - Diapositive

Wat gaan we vandaag doen?
12.35 - 12.40 - Wat weet je nog?
12.40 - 12.55 - Opdracht 1 (blz. 13) bespreken
12.55 - 13.10 - Uitleg fictie en non-fictie
13.10 - 13.25 - Woordenschat, zelf aan de slag!
13.25 - 13.30 - Pauze
13.30 - 13.45 - Opdrachten woordenschat bespreken
13.45 - 13.50 - Uitleg synoniemen en antoniemen
13.50 - 14.00 - Zelf aan de slag**

Gaat het zelf aan de slag allemaal goed? Dan doen we aan het laatste kwartier van de les een spelletje. (wel over Nederlands, natuurlijk) 




Slide 10 - Diapositive

Opdracht 1 t/m 3 bespreken
Schrijf mee!

(blz. 29 en 30) 

Slide 11 - Diapositive

Synoniem
Een synoniem is een ander woord dat hetzelfde betekent. 

Bijvoorbeeld:
explosie - ontploffing
levenslang - eeuwig
beroemd - bekend
gevangenis - ......
boos - ...... 

Slide 12 - Diapositive

Antoniem
Een antoniem is een ander woord dat precies het tegenovergestelde betekent.

Bijvoorbeeld:
 licht - donker
moeilijk - makkelijk
dag - nacht 

Slide 13 - Diapositive


1. Gezond
2. Hier
3. Hoog
4. Warm
5. Zwak
6. Dwerg
7. Netjes

1. 
2. 
3.
4.
5.
6.
7. 

Slide 14 - Diapositive

Zelfstandig werken
Wat? Opdracht 4 en 5 (blz. 31 en 32) 
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt hier een kwartier de tijd voor
Hulp? Vraag eerst je buurman/buurvrouw. Daarna steek je je hand omhoog, dan beantwoord ik je vraag. 
Klaar? Maak opdracht 8 en 9. (blz 33) 

timer
10:00

Slide 15 - Diapositive

Quizlet
We gaan zo een quizlet doen. Een quizlet is een soort online quiz. Het is dan de bedoeling dat je de antoniemen aan elkaar gaat koppelen. Het probleem is alleen dat de antwoorden niet alleen op je eigen telefoon staan, maar ook op die van je teamgenoten. Je moet dus samenwerken om te kunnen winnen. Het eerste rondje zal een soort oefenrondje zijn, daarna zijn jullie er vast beter in! 

Slide 16 - Diapositive

Lesafsluiting
Deze les heb je geleerd wat synoniemen en antoniemen zijn.
Deze les hebben we het gehad over het verhaal 'Een vakantie van niks!'
Deze les heb je de betekenis van een aantal nieuwe woorden geleerd, geen zorgen deze gaan we nog vaak genoeg herhalen zodat je ze weet. 

De volgende les: maandag 1e uur, huiswerk: opdracht 4 en 5 af. (blz. 31 en 32) 


Slide 17 - Diapositive