Unité 1+2

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 4

Qu'est-ce qu'on va faire?

• Interroger
• Parler
• Les devoirs
  
  

But:

1.  Jezelf kunnen voorstellen.

2.  Een voorwerp en persoon kunnen beschrijven.

Interroger

getrouwd

gescheiden

het zuidwesten

Mijn broer is jonger dan ik.

Ik ben jarig op 8 augustus.

Ik ben 16 jaar.

Le verbe 'faire' 

1. Welke twee vertalingen heeft 'faire'?

2. Geef de ils/elles-vorm van faire

3. Wat betekent 'nous faisons'? 

Épeler

• Tu peux épeler ton nom s'il te plait?
  
  
• Sarah Schoots
• Guus Wiggerts 
• Yasmine El Idrissi

Portable

• Quel est ton numéro de téléphone?
• Mon numéro de téléphone c'est le....
  
  
• 06-52341612
• 06-18652478
• 06-95327891

Exercice 2C

• Quel est ton nom?
• Et quel est ton nom de famille?
• Tu as quel âge?
• Quelle est ta nationalité?
• Tu habites où?
• C'est où en Hollande?
• Tu as des frères et soeurs? 

Unité 2

Gezamenlijke correctie

Voorwerpen omschrijven

• Pak een voorwerp (uit je tas, etui, jas, enz.)
• Leg dit op tafel.
• Omschrijf dit voorwerp zo uitgebreid mogelijk.
• Gebruik tenminste drie zinnen.
• Wissel van rol.
• Omschrijf zo beiden drie voorwerpen. 

Personen omschrijven

Spelregels: Houd het netjes en respectvol!

• Neem een persoon uit deze klas in gedachten.
• Omschrijf deze persoon.
• (Denk aan haar, ogen, lengte, kleding)
• Je buurman/buurvrouw raadt wie je in gedachten hebt.
• Wissel van rol en doe dit drie keer.

Tijd over?

• Voorbereiden tentamen?
• Verder werken Parler?
• Chromebook?