Woche 2 / Freitag 14-01-2022 BK -> Toets Kapitel 4
KT -> Toets Kapitel 3+4
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Om zinnen te maken heb je onder andere (meestal) nodig:
- Persoonlijke voornaamwoorden (ich, du, etc.) of
- zelfstandige naamwoorden (der Affe, die Schule, das Pferd).
- 2 hele belangrijke werkwoorden (sein en haben ) of
- andere werkwoorden zoals werkwoorden (machen, heiβen, spielen, etc).
Slide 7 - Diapositive
Het werkwoord in de tegenwoordige tijd
Maak ter voorbereiding nu eerst:
BK -> Aufgabe 18 auf Seite 112.
KT -> Aufgabe 18 auf Seite 114.
Ihr habt 3 Minuten.
Fertig? Lees dan alvast het groene blok op de rechterpagina.
timer
3:00
Slide 8 - Diapositive
Het werkwoord in de tegenwoordige tijd.
1. Vind de stam (haal -en van het hele werkwoord).
2. Bepaal de juiste vorm.
- door te zoeken naar een persoonlijk voornaamwoord (ich, du)
- door te zoeken naar een zelfstandig naamwoord (daar kun je de der, die of das voorzetten) (dat is het woord dat met een hoofdletter geschreven wordt)
Slide 9 - Diapositive
het werkwoord in de tegenwoordige tijd.
Slide 10 - Diapositive
het regelmatige werkwoord 1.
Slide 11 - Diapositive
Het werkwoord in de tegenwoordige tijd
Vind jij dit nog moeilijk? Ik leg het graag nog een keer uit.
Kijk thuis het filmpje op N.K. online.
Ga dan pas verder met de opdrachten.
Slide 12 - Diapositive
Hausaufgaben
Slide 13 - Diapositive
Lernziele
Was lernt ihr diese Stunde?
• Je kunt de werkwoorden in de tegenwoordige tijd gebruiken.
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.