H12 - §12.4 Versnelling en vertraging

Deze grafiek hoort bij:
A
Een eenparige versnelling
B
Een constante snelheid
C
Een eenparige vertraging
D
Stilstand
1 / 41
suivant
Slide 1: Quiz
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Deze grafiek hoort bij:
A
Een eenparige versnelling
B
Een constante snelheid
C
Een eenparige vertraging
D
Stilstand

Slide 1 - Quiz

Deze grafiek hoort bij:
A
Een eenparige versnelling
B
Een constante snelheid
C
Een eenparige vertraging
D
Stilstand

Slide 2 - Quiz

Deze grafiek hoort bij:
A
Een eenparige versnelling
B
Een constante snelheid
C
Een eenparige vertraging
D
Stilstand

Slide 3 - Quiz

Deze grafiek hoort bij:
A
Een eenparige versnelling
B
Een constante snelheid
C
Een eenparige vertraging
D
Stilstand

Slide 4 - Quiz

Deze grafiek hoort bij:
A
Een eenparige versnelling
B
Een constante snelheid
C
Een eenparige vertraging
D
Stilstand

Slide 5 - Quiz

Deze grafiek hoort bij:
A
Een eenparige versnelling
B
Een constante snelheid
C
Een eenparige vertraging
D
Stilstand

Slide 6 - Quiz

Een vrachtauto heeft een grotere traagheid dan een personenauto
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Welk begrip hoort
bij deze afbeelding?
A
Vertraging
B
Weerstand
C
Traagheid
D
Arbeid

Slide 8 - Quiz

Wanneer heeft een voorwerp een grote traagheid?
A
bij een kleine massa
B
bij een grote massa
C
bij een klein volume
D
bij een groot volume

Slide 9 - Quiz

Een volgeladen vrachtwagen heeft een grotere traagheid dan een lege vrachtwagen.
Hoe merkt een chauffeur dat bij het afremmen?

A
moeilijker bestuurbaar
B
duurt langer om op snelheid te komen.
C
duurt langer om tot stilstand te komen
D
er is geen waarneembaar verschil

Slide 10 - Quiz

Welkom in de les
Vandaag:
  • terug blikken op §12.3
  • lesdoelen §12.4
  • instructie §12.4
  • Maken opdrachten
  • Afsluiten les 

 


§12.4 Versnelling en vertraging

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Opgave 91

Slide 13 - Diapositive

Je leert ...
  • de versnelling of vertraging van een beweging uitrekenen;
  • de kracht uitrekenen die nodig is bij een versnelling of vertraging.

Slide 14 - Diapositive

Veiligheidsmaatregelen in het verkeer
Bedenk hoe de snelheid
van de loper tijdens de
beweging verandert?

Slide 15 - Diapositive

Versnelde beweging
  • De snelheid neemt toe (wordt groter)
  • De tussenruimte wordt groter
  • De grafiek is een rechte lijn die schuin omhoog loopt.

Slide 16 - Diapositive

Eenparige beweging
v-t
s-t

Slide 17 - Diapositive

Versnelling
= de snelheidstoename per seconde


       
iedere seconde neemt de snelheid met 2 m/s toe.
2 sm  s1 = 2 s2m

Slide 18 - Diapositive

Berekenen versnelling:
                                            a   = versnelling (m/s2
                                                  v= beginsnelheid (m/s) 
                                                ve  = eindsnelheid (m/s)
                                                   v  = snelheidsverschil
a=t(vevb)
a=t(Δv)
Δ

Slide 19 - Diapositive

even oefenen!
Stan rijdt op zijn racefiets met een snelheid van 25 km/h. Hij versnelt gedurende 5,0 sec. met een versnelling van 0,75 m/s2 

Bereken de eindsnelheid van Stan
 in km/h.

Slide 20 - Diapositive

even oefenen!
G: vb= 25 km/h = 6,94 m/s,       a = 0,75 m/s2         t = 5 s
G: ve = ?  km/h

F: 

B:

A: De eindsnelheid van Stan is 38, 48 km/h
a=t(vevb)
0,75=5(ve6,94)
ve=5  0,75 + 6,94=10,69  3,6=38,48

Slide 21 - Diapositive

Vertraging
 - op zelfde manier als versnelling
- negatieve waarde!

tenslotte is de eindsnelheid dan kleiner dan de beginsnelheid!
a=t(vevb)

Slide 22 - Diapositive

even oefenen!
Max rijdt de pits in. In 3 sec. Neemt zijn snelheid af van 150 km/h naar 60 km/h.

Bereken de vertraging van.

Slide 23 - Diapositive

even oefenen!
G: vb= 150 km/h = 41,67 m/s,    ve= 60 km/h = 16,67 m/s,          t = 3 s
G: a = ?  m/s2

F: 

B:

A: De vertraging van Max is 8, 33 m/s2 
a=t(vevb)
a=3(16,6741,67)=8,33

Slide 24 - Diapositive

Kracht en beweging
Kracht nodig om een voorwerp in beweging te krijgen 
of af te remmen:


F =m  a
bij een versnelling : F = positief
bij een vertraging: F = negatief

Slide 25 - Diapositive

even oefenen!
Max crashed in Silverstone met een snelheid van 240 km/h. De massa van de auto is 800 kg. De auto stond na 140 ms stil.

a. Bereken de vertraging van Max
b. Bereken de kracht (in kN) op de
auto tijdens de crash

Slide 26 - Diapositive

even oefenen a!
G: vb= 240 km/h = 66,67 m/s,    ve= 0 km/h = 0 m/s,          t = 140 ms
G: a = ?  m/s2

F: 

B:

A: De vertraging van Max is 476,19 m/s2 
a=t(vevb)
a=0,14(066,67)=476,19

Slide 27 - Diapositive

even oefenen a!
G: a = 476,19 m/s2,    m = 800 kg
G: F = ?  kN

F: 

B:

A: De kracht op Max is 381 kN
F=m  a
F=800  496 =380.952

Slide 28 - Diapositive

Aan de slag!
Lezen §12.4 uit je boek

Maak de "gewone" opgaven;

kies eventueel uit:
⨀ - route
✱ - route



Zf

Slide 29 - Diapositive

Wat weet je al???

Slide 30 - Diapositive

Sleep het juiste diagram naar de juiste soort beweging. 
eenparig
vertraagd
versneld

Slide 31 - Question de remorquage

Een auto rijdt weg bij een verkeerslicht.
Wat voor beweging is dit?
A
een eenparige beweging
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging

Slide 32 - Quiz

Je moet op de fiets afremmen, omdat de spoorbomen dichtgaan.
Wat voor beweging is dit?
A
een eenparige beweging
B
een versnelde beweging
C
een vertraagde beweging

Slide 33 - Quiz

Als de netto kracht op een voorwerp nul is, is ook de snelheid van dat voorwerp nul.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 34 - Quiz

De versnelling is altijd in de richting van de netto kracht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 35 - Quiz

Een auto rijdt 49 km/h als voor hem het verkeers-licht op rood springt. De bestuurder remt en staat in 2,2 s stil. Bereken de vertraging van de auto.

Slide 36 - Question ouverte

Je kunt...
  • de versnelling of vertraging van een beweging uitrekenen;
  • de kracht uitrekenen die nodig is bij een versnelling of vertraging.




Slide 37 - Diapositive

Ja, dat kan ik!
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Sondage


 Valversnelling g  = 9,8 m/s2. Hoe hoog is de snelheid van een vallend voorwerp na 4 seconden?

Slide 39 - Question ouverte

Leerdoelen
je kunt nu:
  • de verandering en de snelheid van een beweging berekenen
  • de kracht berekenen die nodig is voor een snelheidsverandering

Slide 40 - Diapositive

Maak de opdrachten van 12.4 online

Slide 41 - Diapositive