5h: p.c. & imparfait

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 4,5

Passé Composé et Imparfait

vorming en gebruik van de verleden tijden

Aujourd'hui

Leerdoelen: 

Herhalen van de passé composé en de imparfait en het gebruik hiervan.

Weten wanneer je welke verleden tijd gebruikt in de oefenreviews.

 

Waarom doen we dit?

Bekijk de instructies van de oefenreviews (bladzijdes 7 en 8 van je boekje). Waar gebruik je straks de passé composé en waar de imparfait? 

Voorbeeld (oefenreview 1):

1. Je stelt jezelf voor (naam, leeftijd, woonplaats, Nederland, zeg dat je in de eindexamenklas zit).

2. Vertel dat je op vakantie bent geweest naar Avignon in de periode van 11 t/m 20 oktober 2023.

3. Vertel dat jullie zijn verbleven in het appartement ”Vue du pont”.

Beschrijf nu het appartement.

De passé composé

De passé composé bestaat uit 2 delen: een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord, net als in het Nederlands.

Wij hebben gegeten      = Nous avons mangé

Jij hebt gepraat               = Tu as parlé

Hij heeft gewoond         = Il a habité

Meestal gebruik je het hulpwerkwoord AVOIR

Maar het hulpww kan ook être zijn! Comparez:

j'ai regardé                                                  je suis tombé(e)

tu as regardé                                             tu es tombé(e)

il a regardé                                                  il est tombé

elle a regardé                                             elle est tombée

on a regardé                                               on est tombé 

nous avons regardé                                nous sommes tombé(e)s

vous avez regardé                                   vous êtes tombé(e) / vous êtes tombé(e)s 

ils ont regardé                                           ils sont tombés

elles ont regardé                                      elles sont tombées

Wanneer gebruik je avoir of être als hulpwerkwoord?

Gemakkelijke (maar niet altijd opgaande) regel:
gebruik hetzelfde hulpwerkwoord als wij in het Nederlands doen, exemple:
ik heb gegeven =
j' ai donné
hij is binnengekomen =
il est entré

Hoe weet ik of ik avoir of être als hulpww moet gebruiken?

Hulpww être: voltooid deelwoord past zich aan onderwerp aan!

•  mannelijk enkelvoud:     X
•  vrouwelijk enkelvoud:    + e
•  mannelijk meervoud:     + s
•  vrouwelijk meervoud:    + es

En wat te doen als mannelijk en vrouwelijk gemengd zijn?

Hélas les filles... dan kies je voor mannelijk...

Waar moet je op letten als je in de p.c het hulp w.w. être gebruikt?

Voltooid deelwoord regelmatige werkwoorden

• Werkwoorden op –er: haal -er eraf en voeg é toe 

(manger: j'ai mangé des moules).

• Werkwoorden op –ir: haal -ir eraf en voeg -i toe 

(finir: il a fini ses devoirs)

• Werkwoorden op –re: haal -re eraf en voeg -u toe  

(perdre: elle a perdu son sac) 

Uit welke 2 delen bestaat een passé composé?

Zet in de passé composé
ils (regarder)

1. a regardé
2. ont regardé
3. avons regardé
4. sont regardé

Zet in de passé composé
wij zijn geweest

1. Nous avons été
2. Nous sommes été
3. Vous êtes été
4. Vous avez été

Zet in de passé composé
Tom (sortir) de l'école.

1. a sorti
2. est sortie
3. est sorti
4. a sortie

Zet in de passé composé
Tu (aller)

1. as allé
2. es allé
3. a allé
4. est allé

Hoe vind je de stam van de imparfait?

Wat zijn de uitgangen van de imparfait?

1. -e/-es/e/-ons/-ez/-ent
2. -ai/-as/-a/-ons/-ez/-ont
3. -ais/-ais/-ait/-ions/-iez/-aient
4. -s/-s/-/-ons/-ez/-ent

Zet in de imparfait
ils (regarder)

1. ils regardait
2. ils regardais
3. ils regardaient
4. ils regardions

Zet in de imparfait
il (travailler)

1. il travaillais
2. il travaillait
3. il travaillerais
4. il travaillerait

Zet in de imparfait
nous (être)

1. nous étions
2. nous étaient
3. nous étiez
4. nous étais

Wanneer gebruik ik de imparfait?

Je gebruikt de imparfait om een gebeurtenis of situatie uit  het verleden te verwoorden.

• Gewoonte: Tous les jours, j'achetais une banane. 
• Beschrijving: Le portrait de Mona Lisa me semblait petit. 
• Handeling van onbepaalde duur: Nous regardions les tableaux dans le musée.

Wanneer gebruik ik de passé composé?

De pc vertelt de plotselinge actie of eenmalige gebeurtenis. Deze actie heeft een bepaalde duur. 

De pc duidt een verandering aan in de oude gewoontes of een verandering in de gegeven beschreven situatie. Exemples:

• J'ai rencontré Paul ce week-end et on a mangé un sandwich.
• On faisait un BBQ, quand il a commencé à pleuvoir.
• Il est né le 8 mars 2005.

Imparfait ou passé composé?

Bekijk de instructies van de oefenreviews (bladzijdes 7 en 8 van je boekje). Waar gebruik je straks de passé composé en waar de imparfait? Noteer dit alvast!

Voorbeeld (oefenreview 1):

1. Je stelt jezelf voor (naam, leeftijd, woonplaats, Nederland, zeg dat je in de eindexamenklas zit).

2. Vertel dat je op vakantie bent geweest naar Avignon in de periode van 11 t/m 20 oktober 2023.

3. Vertel dat jullie zijn verbleven in het appartement ”Vue du pont”.

Beschrijf nu het appartement.

Een gewoonte

Een beschrijving

Een handeling van onbepaalde duur

Je me levais toujours à 7h.

Nous regardions un film à la télé.

La rue était vide, 

il faisait chaud.