Oefentoets

Oefentoets
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Oefentoets

Slide 1 - Diapositive

Vertaal het woord in hoofdletters. Gebruik:
aardig - blaffen - geldig - gevaarlijk - held - metro - nerveus
I am NERVOUS when I have a test.

Slide 2 - Question ouverte

Vertaal het woord in hoofdletters. Gebruik:
aardig - blaffen - geldig - gevaarlijk - held - metro - nerveus
Never walk on thin ice, that’s very DANGEROUS.

Slide 3 - Question ouverte

Vertaal het woord in hoofdletters. Gebruik:
aardig - blaffen - geldig - gevaarlijk - held - metro - nerveus
The best way to get around New York is to use the SUBWAY.

Slide 4 - Question ouverte

Vertaal de woorden die tussen haakjes staan.
Christmas is the best ____ (feestdag).

Slide 5 - Question ouverte

Vertaal de woorden die tussen haakjes staan.
How was your ____ (reis) to New York?

Slide 6 - Question ouverte

Vertaal de woorden die tussen haakjes staan.
I love my fluffy white ____ (konijn).

Slide 7 - Question ouverte

Aangeplakte vragen: tag questions
Kies achter iedere zin de tag question die past bij de zin. 

Slide 8 - Diapositive


That woman is really friendly, ____
A
is she?
B
isn’t she?

Slide 9 - Quiz


He is not in America this summer, _________
A
is he?
B
isn’t he?

Slide 10 - Quiz


I’m not such a clever person, _______
A
am I?
B
aren't I?

Slide 11 - Quiz

Aanwijzen: this, that, these, those
Vul de juiste woorden in. Gebruik:
this - that - these - those

Slide 12 - Diapositive

____ cinema over there is very modern.

Slide 13 - Question ouverte

Look at ____ people over there!

Slide 14 - Question ouverte

Altijd, vaak of nooit: present simple
Kies de juiste vormen.

Slide 15 - Diapositive

Winston (don’t / doesn’t) like rugby.

Slide 16 - Question ouverte

My mum (walk / walks) to work every day.

Slide 17 - Question ouverte

(Do / Does) you live in Amsterdam?

Slide 18 - Question ouverte

My granddad ____ (not - to watch) TV.

Slide 19 - Question ouverte

____ (Sally - to play) football every weekend?

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Lien