Les klas 3H - ch0 On y va

Hoe groet je iemand aan het begin
van een gesprek in het Frans?   

Salut                                 Bonjour

Coucou
Bonjour 
&
bienvenue
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Hoe groet je iemand aan het begin
van een gesprek in het Frans?   

Salut                                 Bonjour

Coucou
Bonjour 
&
bienvenue

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo


Les vacances étaient.....
A
biens
B
formidables
C
casse-pieds / ennuyeux
D
stupides

Slide 3 - Quiz

Qu'est-ce que vous avez fait?
Dites une chose en français.

Slide 4 - Carte mentale

Slide 5 - Vidéo

Aujourd'hui: 7 septembre
  • Bienvenue!
  • Parler: Se présenter
  • Cette période...
  • Révision klas 1 en 2 
  • Faire: ex. 1, 2 (source A & B)

Slide 6 - Diapositive

Se présenter
Racontez:
  • Comment tu t'appelles?
  • Tu as quel âge?
  • Tu habites où?

Slide 7 - Diapositive

Qui suis-je?

  • Je m'appelle...
  • J'habite à ...
  • J'ai ... frère(s) et ... soeur(s)
  • J'ai un chat / un chien / un poisson rouge / un cochon d'Inde...

Slide 8 - Diapositive

Introduction
Qui a un animal domestique?

Slide 9 - Diapositive

un chat
un escargot
un poisson
un lapin
un cheval
un chien

Slide 10 - Question de remorquage

Je parle de mes hobbys  ( écouter)                                     



manger          ET               boire
faire du sport
sortir avec mes amies
J'adore

Slide 11 - Diapositive

Les vacances

  • Tu as été où?

  • Avec qui?

  • C'était comment?

Slide 12 - Diapositive

Parler de tes vacances
  • Begin je zin met "ik ben geweest" 
  • Zoek het land op in het Frans
  • Kijk of het land mannelijk (m = le), vrouwelijk (v = la) of meervoud (mv = les) is EN of het land begint met een klinker (l')
  • Bepaal nu welke voorzetsel voor het land komt in de zin: 
  • J'ai été
  • au (m)
  • en (v)
  • aux (mv)
  • à (stad / eiland)

Slide 13 - Diapositive

Je me présente en français                   ( écouter)                                     



  • prénom + nom
  • ville/village + pays
  • âge
  • métier
  • nationalité
  • famille
  • sport
  • hobbys   
  • vacances




  • Je m'appelle ..................................
  • J'habite à ............ aux .......................
  • J'ai ........................ans
  • Je suis .............................
  • Je suis .................................
  • J'ai ...............................
  • je fais du/de la/ de l' .........................
  • j'aime / j'adore .............................
  • j'ai été en / au /  aux / à ......................

Slide 14 - Diapositive

Mondeling
Binnenkort gaan we al een mondeling doen om jullie de leerstof van jaar 1 en 2 weer te laten herhalen.
Het bestaat uit 2 delen:
- Een monoloog waarin je over jezelf praat
- Een dialoog waarin je een klasgenoot interviewt (zie p166 van je boek)
(de rollen worden daarna omgedraaid)



Slide 15 - Diapositive

Mondeling - deel 1 monoloog
- Jij bent hier alleen aan het woord. 
Je vertelt: 

Wie je bent
Hoe oud je bent
Waar je woont
 In welke klas je zit
 Wat je lievelingsvak/docent is en waarom
 Of je boers/zussen hebt
Of je een huisdier hebt

Slide 16 - Diapositive

Mondeling - deel 2 dialoog
- Dit doe je met je klasgenoot. Ga samenwerken ter voorbereiding. Jullie stellen elkaar vragen en vervolgens draaien jullie de rollen om. De vragen mogen hetzelfde zijn. 
Je gaat het hebben over: 

Vakantie:  Waar ben je geweest en wat heb je gedaan? Hoe was het? Hoe was het weer?
Eten en gezondheid: bijv. Lievelingseten / ben je fit?
Beschrijven: vraag over je beste vriend en beschrijf die kort
Vrije tijd: Wat vind je leuk om te doen: sport, muziek of... Sinds hoelang? Wat is je lievelingsserie?

Kijk op pagina 166 t/m 174 voor de zinnen.


Slide 17 - Diapositive

Belangrijke afspraken
- Donderdag 2 september (na de les) heb je je monoloog en dialoog af
- De week van 6 September t/m 9 September ga je oefenen
- 13 september t/m 16 september mogen jullie proefmondeling doen
- 20 september t/m 23 september worden jullie ingedeeld om tijdens de les een mondeling te gaan doen.

- Veel zelfstandig werken de eerste periode.
- Het is niet alleen werken aan je mondeling, maar daarnaast verder met ch0 & ch1
- Na het mondeling werken we gewoon weer verder in het boek.

Slide 18 - Diapositive

Travailler en autonomie
Faites les exercices 1 & 2 (à la page 10)

Apprenez les mots de bloc A (à la page 48)
timer
1:00

Slide 19 - Diapositive

Waar sta jij op dit moment voor het vak Frans?
A
Ik heb er alle vertrouwen in.
B
Ik vind het een moeilijk vak, maar het lukt mij als ik het bijhoud.
C
Ik weet het echt niet.
D
Ik heb het idee dat ik achter loop.

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Parler français pendant le cours
Voici deux nouvelles phrases pour communiquer en classe!

 Écrivez dans votre cahier:
- Vous avez déjà corrigé l'intérro?
- Je n'ai plus de papier


Slide 22 - Diapositive

Mag ik naar de wc alsjeblieft?

Slide 23 - Diapositive

Kun je het herhalen alsjeblieft?
Hoe zeg je deze zin in de u vorm?

Slide 24 - Diapositive

Ik heb een vraag.

Slide 25 - Diapositive

Ik begrijp het niet.

Slide 26 - Diapositive

Vous pouvez répeter s'il vous plaît?

Slide 27 - Diapositive

Exercice 
Wat zeg je in de volgende situaties? 
Kies de juiste Franse zin.




1, 2, 3, c'est parti! 

Slide 28 - Diapositive

Je bent vergeten tijdens de pauze naar de wc te gaan, maar je moet echt heel nodig. Wat vraag/zeg je?
A
Je ne comprends pas.
B
Tu peux répéter s'il vous plait?
C
J'ai une question.
D
Je peux aller aux toilettes s'il vous plait?

Slide 29 - Quiz

Je bent zelfstandig aan het werk en je weet niet wat je moet doen bij exercice 3. Je vraagt om hulp.
A
Je ne comprends pas.
B
J'ai une question.
C
Tu peux répéter s'il vous plait?
D
Je peux aller aux toilettes s'il vous plait?

Slide 30 - Quiz

De uitleg is te snel gegaan en je hebt niet goed gehoord wat je nu moet doen. Wat vraag/zeg je?
A
Tu peux répéter s'il vous plait?
B
J'ai une question.
C
Je peux aller aux toilettes s'il vous plait?
D
Je ne comprends pas.

Slide 31 - Quiz

Exercice 4   ' La finale '
Regarde l'image.  

Welke Franse zin past het beste bij de afbeelding?

Als je het weet , lève le doigt 



Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Diapositive

C'est à toi!
> Je gaat een eigen collage maken (digitaal of niet) over jezelf en jouw vakantie. 
>Je krijgt 3 lessen op school!
> Daarna lever je het in op Magister 
> Bekijk goed de eisen op de volgende Dia!!

Slide 35 - Diapositive

Inhoudelijke eisen:    
Je vertelt ......
> Je voor- en achternaam
> Je woonplaats + land
> Je leeftijd
> Je familie
> Je nationaliteit
> Je sport/hobby
> Over je vakantie

> Waar je bent geweest
> Met wie
> Hoe het weer was
> Hoe ben je daar gekomen (vervoersmiddel)
> Hoe lang je bent gebleven
> Wat je hebt gedaan

Slide 36 - Diapositive

Hoe zat het ook alweer?
> Leeftijd? -> avoir?

> Landen en steden
mannelijk, vrouwelijk, meervoud?

> Vervoersmiddelen

Slide 37 - Diapositive

Landen en steden
>  la -> en, bijvoorbeeld la France wordt en France (naar Frankrijk)
> le -> au, bijvoorbeeld le Portugal wordt au Portugal
 > les -> aux, bijvoorbeeld les Pays-Bas wordt aux Pays-Bas
> Is het een stad -> à, bijvoorbeeld Paris wordt           à Paris

Slide 38 - Diapositive

Vervoersmiddelen
> Zit er een dak op? (auto, bus, vliegtuig... etc.) = en 
vb: en voiture, en avion

> Voertuig zonder dak? (fiets, lopend.... etc.) =
 à 
 bijvoorbeeld: à vélo, à pied

Slide 39 - Diapositive

voorzetsel: in/naar
J'ai habité en France, en Angletterre, en Allemagne, en Espagne

Tu vas au Canada, au Maroc, au portugal, au Japon

Il a voyagé aux Etats-Unis et aux Pays-Bas

Moi, j'habite à Dordrecht et toi, à Sliedrecht

Slide 40 - Diapositive

Slide 41 - Diapositive