1MH1 10-05-2021 zelfstandig naamwoord naar persoonlijk voornaamwoord

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Wat gaan we vandaag doen?

* nieuwe grammatica

* nieuwe woordjes

* wohnen en windrichtingen

* Redemittel

Wat betekenen de woorden
er / sie / es?

Hoe noem je dit soort woorden?

1. lidwoorden
2. persoonlijk voornaamwoorden
3. zelfstandig aamwoorden
4. werkwoorden

er/sie/es

er   -> hij

sie -> zij

es  -> het

deze woorden noem je persoonlijk voornaamwoorden

er/sie/es

Je gaat van het idwoord en het zelfstandige naamwoorden nu persoonlijke voornaamwoorden maken. Je vervangt dus het lidwoord en zelfstandig naamwoord door één ander woord

Dus bijv.

der Mann             er

die Frau                 sie

das Kind                es

er/sie/es

Hoe weet je nou, wanneer je er, sie of es moet gebruiken?

Ezelsbruggetje:

der Mann             er

die Frau                 sie

das Kind                es

die Katze vervangen we door......

1. er
2. sie
3. es

das Flugzeug vervagen we door......

1. es
2. er
3. sie

Stefanie vervangen we door.......

1. es
2. er
3. sie

zelfstandig werken (10 min.)

* online boek: Kapitel 2 Lektion 2 (spieken kan op blz. 58)

* opdracht 9 en opdracht 10

KLAAR!!!! maak Lektion 3 Auftrag 2 (spieken op blz. 85)

Bekijk blz. 61 in je boek of Kapitel 2 Lektion 3 Auftrag 3

verschillende soorten huizen:

der Bauernhof              = de boerderij

das Einfamilienhaus = de eengezinswoning

das Hochhaus              = de flat

das Reihenhaus           = het rijtjeshuis

die Villa                            = de villa

die Wohnung                 = het appartement

windrichtingen:

Norden / Osten / Süden / Westen

zinnen maken!!! (10 min)

* bekijk de plaatjes op blz. 61 van je boek (online 2.3 opdracht 3)

* Werk met de klok mee (zin 2 gaat dus over das Hochhaus)

* schrijf steeds het soort huis op en in welke windrichting dit huis ligt

KLAAR!!!!! maak 2.3 opdracht 4 (spiek op blz. 86 in je boek)

huiswerk

Herhaling: 2.3 opdracht 1

* zet eerst de zelfstandig naamwoorden in de juiste emmer. Gebruik de regels over der,die,das

* vervang het dikgedrukte stuk tekst door er/sie/es

2.3 opdracht 4 zinnen afmaken