Klas 2 - Instrumentgroepen

Instrumentgroepen
Instrumenten worden onder groepen ingedeeld, gebaseerd op hoe het instrument gespeeld wordt. 
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
MuziekMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Instrumentgroepen
Instrumenten worden onder groepen ingedeeld, gebaseerd op hoe het instrument gespeeld wordt. 

Slide 1 - Diapositive

Instrumentgroepen
  • Blaasinstrumenten
  • Snaarinstrumenten
  • Strijkinstrumenten
  • Toetsinstrumenten
  • Slaginstrumenten  
  • Elektronische instrumenten  

Slide 2 - Diapositive

Blaasinstrumenten
Veel voorkomende instrumenten zijn: 
- saxofoon (links)
- trombone (bovenaan)
- dwarsfluit (onderaan)
- trompet

Slide 3 - Diapositive

Snaarinstrumenten
Veel voorkomende instrumenten zijn: 
- Akoestische gitaar 
- Elektrische gitaar 
- Basgitaar
- Ukelele (rechts)

Slide 4 - Diapositive

Gitaren
- Akoestische gitaar (het geluid wordt versterkt door de klankkast)
- Elektrische gitaar (het geluid komt uit een externe versterker)

Slide 5 - Diapositive

Strijkinstrumenten
Van klein naar groot: 
- viool 
- altviool
- cello
- contrabas

Hoe groter, hoe lager de klank.

Slide 6 - Diapositive

Toetsinstrumenten
De meest voorkomende:
- piano 
- keyboard
- orgel
- accordeon

Elk toetsinstrument heeft dezelfde verdeling van witte en zwarte toetsen. 

Slide 7 - Diapositive

Slaginstrumenten
Op slaginstrumenten sla je met je handen of met stokken:
- drumstel
- trommel
- triangel
Of je beweegt het instrument:
- maracas (sambaballen)
- castagnetten (rechts onder)

Slide 8 - Diapositive

Slaginstrumenten
Slagwerk wordt ook percussie genoemd. 
De meeste trommels zijn ritmisch slagwerk . Je kunt hier alleen korte en lange tonen op spelen, maar geen verschillende toonhoogtes. Dat kan wel bij melodisch slagwerk: xylofoon, klokkenspel, marimba, etc. 

Slide 9 - Diapositive

Timbre
Een instrument kun je herkennen aan de vorm en het materiaal, maar natuurlijk vooral aan de klank. 
Ieder instrument heeft zijn eigen timbre

Timbre betekent klankkleur

Slide 10 - Diapositive

Timbre
Klankkleur zegt iets over de soort klank. 
Een paar voorbeelden:
Een trompet klinkt meestal schel. 
Een saxofoon klinkt een beetje hees.
Een cello heeft een warme klank
Een basdrum klinkt dof

Slide 11 - Diapositive

Een trompet behoort tot de:
A
slaginstrumenten
B
blaasinstrumenten
C
strijkinstrumenten
D
toetsinstrumenten

Slide 12 - Quiz

Een snaredrum behoort tot de:
A
slaginstrumenten
B
blaasinstrumenten
C
snaarinstrumenten
D
toetsinstrumenten

Slide 13 - Quiz

Een triangel behoort tot de:
A
slaginstrumenten
B
blaasinstrumenten
C
strijkinstrumenten
D
toetsinstrumenten

Slide 14 - Quiz

Een piano behoort tot de:
A
slaginstrumenten
B
blaasinstrumenten
C
strijkinstrumenten
D
toetsinstrumenten

Slide 15 - Quiz

Een cello behoort tot de:
A
slaginstrumenten
B
blaasinstrumenten
C
strijkinstrumenten
D
snaarinstrumenten

Slide 16 - Quiz

Een elektrische gitaar behoort tot de:
A
slaginstrumenten
B
blaasinstrumenten
C
strijkinstrumenten
D
snaarinstrumenten

Slide 17 - Quiz

Wat is het verschil tussen een akoestische en een elektrische gitaar?

Slide 18 - Question ouverte

Een banjo is een:

Slide 19 - Question ouverte

Als je verschillende toonhoogtes hoort hoor je:
A
ritmisch slagwerk
B
melodisch slagwerk

Slide 20 - Quiz

Dit instrument hoort bij de:
A
slaginstrumenten
B
blaasinstrumenten
C
strijkinstrumenten
D
snaarinstrumenten

Slide 21 - Quiz

De mandoline hoort bij de:
A
slaginstrumenten
B
blaasinstrumenten
C
strijkinstrumenten
D
snaarinstrumenten

Slide 22 - Quiz

Dit instrument hoort bij de:
A
slaginstrumenten
B
blaasinstrumenten
C
strijkinstrumenten
D
snaarinstrumenten

Slide 23 - Quiz

Het rechter strijkinstrument heet een:
A
Viool
B
Altviool
C
Cello
D
Contrabas

Slide 24 - Quiz

Dit instrument hoort bij de categorie:
A
Melodisch slagwerk
B
Ritmisch slagwerk
C
Toetsinstrumenten
D
Snaarinstrumenten

Slide 25 - Quiz

Noem een ander woord voor timbre:

Slide 26 - Question ouverte

Welk instrument heeft een warm geluid, denk je?
A
contrabas
B
ukulele
C
fluit
D
piano

Slide 27 - Quiz

Welk instrument klinkt meestal schel?
A
saxofoon
B
trompet
C
hi-hat
D
keyboard

Slide 28 - Quiz

Herhaling
De komende vragen zijn een herhaling van de vorige lessen.

Slide 29 - Diapositive

Het ezelsbruggetje 'Eet groente bij de friet' staat:
A
Tussen de lijntjes
B
Door de lijntjes heen

Slide 30 - Quiz

Het ezelsbruggetje 'Eet groente bij de friet' staat:
A
Van boven naar beneden
B
Van onder naar boven

Slide 31 - Quiz

Het ezelsbruggetje voor tussen de lijntjes is:
A
Fees
B
Eet groente bij de friet
C
Face
D
Fece

Slide 32 - Quiz

Sleep van links naar rechts
Een kruis....
Een mol...
Een herstellingsteken..
Verlaagt de noot
Verhoogt de noot
Maakt een voorteken ongedaan

Slide 33 - Question de remorquage

Hoe heet deze noot?
(letter)

Slide 34 - Question ouverte

Als er in een muziek heel hard gespeeld wordt heet het:
A
piano
B
pianissimo
C
forte
D
fortissimo

Slide 35 - Quiz

Het tempo van een lied kan worden aangegeven door de afkorting
A
PBM
B
BPM
C
BMP
D
PMB

Slide 36 - Quiz

Sleep de omschrijvingen en de tekens naar de juiste term. 
Crescendo
Decrescendo
Geleidelijk harder spelen
Geleidelijk zachter spelen
van piano naar forte
van forte naar piano

Slide 37 - Question de remorquage

Klaar! 

Slide 38 - Diapositive