2T eerste en vierde naamval voorzetsels

De 1e en 4e naamval
voorzetsels met de 4e naamvaal
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

De 1e en 4e naamval
voorzetsels met de 4e naamvaal

Slide 1 - Diapositive

Ken je nog voorzetsels met de 4e naamval?

Slide 2 - Carte mentale

Voorzetsels met de 4e naamval
  • durch
  • für 
  • gegen 
  • ohne
  • um 
  • (bis)
  • (entlang)

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Op welke zelfstandige naamwoorden moet je echt letten?
A
der-woorden (m)
B
die-woorden(v)
C
das-woorden(o)
D
die-woorden(mv)

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Diapositive

Bij benoemen van de 1e en 4e  naamval:

  • eerst de voorzetsels met de 4e naamval
  • ontleden
  • persoonsvorm - gezegde
  • onderwerp (1e naamval)
  • lijdend voorwerp (4e naamval) 

Slide 7 - Diapositive

Das Eis ist für ....... Lehrer(m)
A
der
B
die
C
den
D
das

Slide 8 - Quiz

Er geht ohne .... Karte(v) ins Kino.
A
ein
B
eine
C
einen
D
eins

Slide 9 - Quiz

Er läuft gegen d.... Wand(v).

Slide 10 - Question ouverte

Die Pommes ist für d... Lehrerin(v).

Slide 11 - Question ouverte

Die Schüler streiten um e... Ball(m)

Slide 12 - Question ouverte

Ohne d... Helm(m) darfst du nicht Moped fahren.

Slide 13 - Question ouverte

Durch e... Zufall(m) habe eine Million gewonnen.

Slide 14 - Question ouverte

Hoever ben ik?
A
Ik snap het helemaal.
B
Ik snap het redelijk.
C
ik snap het een beetje.
D
Ik snap er niks van.

Slide 15 - Quiz