être

Laatste les voor de vakantie!
De afspraken:
Je zit op de plek van de plattegrond
Als je iets wil zeggen of vragen steek je je vinger op
3 waarschuwingen = naam op het bord. Nog een keer waarschuwen = strafwerk + nakomen

1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Laatste les voor de vakantie!
De afspraken:
Je zit op de plek van de plattegrond
Als je iets wil zeggen of vragen steek je je vinger op
3 waarschuwingen = naam op het bord. Nog een keer waarschuwen = strafwerk + nakomen

Slide 1 - Diapositive

De toetsstof
Chapitre 2
Vocabulaire A + B + E + F (page 90 + 91)
Phrases-clés (page 92)
De getallen tot 69 (page 92)
werkwoorden - er + de ontkenning (page 93)
Avoir (page 55)
être (page 110 + 131)

Let op: het is héél veel. Begin op tijd!

Slide 2 - Diapositive

être (zijn)
But: Na deze les begrijp je het werkwoord zijn en kun je het vervoegen (met behulp van het lesboek)
Ouvre ton livre à la page : 110

Slide 3 - Diapositive

Eerst even het Nederlands
Het werkwoord "zijn" in het Nederlands is onregelmatig:
ik ben
jij bent
hij is
wij zijn
Dit betekent dat je deze vormen gewoon uit je hoofd moet leren...

Slide 4 - Diapositive

In het Frans is dit ook zo
être
Je suis
tu es
Il / elle / on est

Let op: Je moet hier vertalen!
De vormen van être zijn géén uitgangen

Slide 5 - Diapositive

Vul aan:
Ik ben = je

Slide 6 - Question ouverte

Vul aan:
jij bent = tu

Slide 7 - Question ouverte

Vul aan:
hij is = il

Slide 8 - Question ouverte

Vul aan:
zij is = elle

Slide 9 - Question ouverte

Vul aan:
wij zijn = on

Slide 10 - Question ouverte

Je

Tu
Il / elle / on
Suis
est
es

Slide 11 - Question de remorquage

We gaan een stapje verder
Wij zijn = nous sommes
jullie zijn = vous êtes
zij zijn (ml) = ils sont
zij zijn (vr) = elles sont
Let op: Je moet hier vertalen!
De vormen van être zijn géén uitgangen

Slide 12 - Diapositive

Vul aan:
wij zijn = nous

Slide 13 - Question ouverte

Vul aan:
jullie zijn =

Slide 14 - Question ouverte

Vul aan:
zij zijn (ml) = ils

Slide 15 - Question ouverte

Vul aan:
zij zijn (vr) = elles

Slide 16 - Question ouverte

nous
vous

ils / elles
êtes
sont
sommes

Slide 17 - Question de remorquage

Je
Tu
Il / elle / on
Nous
Vous
Ils / Elles
sommes
suis
sont
es
êtes
est

Slide 18 - Question de remorquage

Slide 19 - Vidéo

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Rappel
Chapitre 2
Vocabulaire A + B + E + F (page 90 + 91)
Phrases-clés (page 92)
De getallen tot 69 (page 92)
werkwoorden - er + de ontkenning (page 93)
Avoir (page 55)
être (page 110 + 131)

Au travail:
Het werkblad = huiswerk --> volgende les inleveren

Slide 23 - Diapositive