Werkwoordspelling herhalen
1 / 18
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
De auto strandt langs de snelweg.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 2 - Quiz
Joris en Ellen hebben met elkaar gedanst.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 3 - Quiz
De coach wisselt de speler.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
C
voltooide tijd
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Diapositive
Jij .......
(boren, tt) een gat in de muur.
(boren, tt) een gat in de muur.
Slide 6 - Question ouverte
Hij ......
(slapen, tt) op zolder.
(slapen, tt) op zolder.
Slide 7 - Question ouverte
Huub .......
(meten, tt) de omvang van zijn armen.
(meten, tt) de omvang van zijn armen.
Slide 8 - Question ouverte
vermoorden
De dader heeft de man...................
De dader heeft de man...................
Slide 9 - Carte mentale
belanden
Hij is in het bos.................
Hij is in het bos.................
Slide 10 - Carte mentale
(verrekken)
Hij heeft zijn enkelbanden.................
Hij heeft zijn enkelbanden.................
Slide 11 - Carte mentale
verdwalen
De kleuter is..............in het winkelcentrum.
De kleuter is..............in het winkelcentrum.
Slide 12 - Carte mentale
onthouden
.......................jij goed wat ik heb gezegd?
.......................jij goed wat ik heb gezegd?
Slide 13 - Carte mentale
Wat is het voltooid deelwoord van fietsen?
