WEBB 27.2

Welkom
5 havo BEDRIJFSECONOMIE||  2022-2023
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom
5 havo BEDRIJFSECONOMIE||  2022-2023

Slide 1 - Diapositive

Programma

  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen

  • Je kunt de break-evenafzet en -omzet berekenen op 3 manieren

Slide 3 - Diapositive

Break-evenanalyse
Breakeven afzet (BEA): de afzet waarbij geen winst of verlies wordt gemaakt, oftewel:  de winst = €0,-
Breakeven omzet (BEO) = Breakeven afzet x verkoopprijs

Dekkingsbijdrage (per product) = Verkoopprijs - Variabele kosten
Deze dekkingsbijdrage (DB) moet de totale constante kosten dekken.

Voorbeeld: verkoopprijs is €15, variabele kosten is €6, constante kstn zijn €120.000. 
Wat is de breakeven afzet?
DB per stuk = €15 - €6 = €9  Deze moet de CK dekken: €120.000 / €9,- = 13.333,3 -> 13.334 stuks

Slide 4 - Diapositive

Formule BEA:    C / (p-v)         =         C / dekkingsbijdrage per stuk
C= totale constante kosten, p = verkoopprijs per stuk, 
v = variabele kosten per stuk
of:
BEA is TO = TK (de hoeveelheid waarbij TO=TK)
TO = p x Q   en   TK = (v x Q) + C

of:  met behulp van: 


Omzet
- Variabele kosten
= Dekkingsbijdrage
- Constante kosten
= Nettowinst
Omzet
- inkoopwaarde omzet
= brutowinst
- overige variabele kosten
Dekkingsbijdrage
- Constante kosten        
= Nettowinst

Slide 5 - Diapositive

Opgave 27.5 nakijken

Slide 6 - Diapositive

Omschrijf het begrip constante kosten

Slide 7 - Question ouverte

Wanneer kunnen constante kosten wel veranderen?

Slide 8 - Question ouverte

Omschrijf het begrip variabele kosten

Slide 9 - Question ouverte

Opgave 27.5 A

Slide 10 - Diapositive

Opgave 27.5 A

Slide 11 - Diapositive

Opgave 27.5 B

Slide 12 - Diapositive

Opgave 27.5 B + C
c) € 11.500 - € 5.000 = € 6.500 negatief

Slide 13 - Diapositive

Opgave 27.5 D
  1. 63.250 - 57.500 = € 5.750 hoger (positief) 
  2. gelijk
  3. 30.250 - 20.000 - € 10.250 hoger door hogere afzet én hogere variabele kosten per product (€ 5,50 werkelijk, begroot = 20.000/5.000 = € 4)
  4. 28.000 - 26.000 = 2.000 hoger (negatief)

Slide 14 - Diapositive

Aan de slag!
27.10 t/m 27.17

Slide 15 - Diapositive