Nederland en Nederlands

Nederland

Hallo Julia, woon................ook in Maastricht?

1. hij
2. zij
3. jij

Dat is Martin. ............. komt uit Nederland.

1. zij
2. hij
3. jij

Marc en Jim, gaan .............. mee?

1. jullie
2. hij
3. zij

Mevrouw, woont..............op nummer 12?

1. jij
2. u
3. zij

Het is pauze, ............ stoppen 5 minuten.

1. ze
2. jullie
3. we

Hoe laat is het?
kwart over zeven 's morgens

Hoe laat is het?
twee uur 's middags

Hoe laat is het?
acht uur 's avonds

Hoe laat is het?
drie uur 's nachts

zaterdag en zondag is......

1. week
2. weekend
3. vakantie

Ik..........aan sport.

1. werk
2. studeer
3. doe

Hij...............piano.

1. loop
2. eet
3. speelt

Wij............boeken.

1. luister
2. lezen
3. kijk

Ik.............op vakantie.

1. gaat
2. gaan
3. ga

Ik................naar muziek.

1. luister
2. luistert
3. luisteren

Zij............naar Parijs.

1. reizen
2. reist
3. reis

Ik............in het weekend vrij.

1. zijn
2. ben
3. is

De pen ligt............de tafel.

1. in
2. naast
3. op

Ik sta............de tafel.

1. onder
2. in
3. naast

De stoel staat...............de tafel.

1. onder
2. achter
3. voor

De tas ligt................de tafel.

1. voor
2. naast
3. onder

Hoe laat is het?
17.45u

Hoe laat is het?
9.00u

Hoe laat is het?
15.10u

Hoe laat is het?
00.30u

restaurant- Ik- eten -in- een.

rekening- Mogen- ik- de- alstublieft?

biertje- Een- alsjeblieft!

brengen -de -kaart- De- serveerster.

ontbijten- Hij -nooit.

water -lunch- bij- Ik- drinken- de.

studeren -universiteit- Wij -aan -de.

naam- Jill -is -Mijn -uit- en-Amerika- ik -komen.