M: Present simple VS Present Continuous

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Present simple and present continuous

What are we going to learn today?

- Warm up activity: What do you remember from present simple and present continuous?

- Main activity: I writing & grammar

- Post activity: Recap and lesson up quiz

Today's goal

Understanding the difference between: 

present simple and present continuous 

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?

1. SHIT-regel
2. hele ww (bij I, you, we, they) hele ww + s (bij he, she, it)
3. Hele werkwoord
4. Werkwoord + -ed

Present simple is:
Wat is de present simple?

1. Verleden tijd
2. Tegenwoordig tijd
3. Toekomst

Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?

1. Bij feiten, gewoontes en dingen die regelmatig gebeuren.
2. Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
3. Wanneer je het hebt over iets wat je wilt gaan doen.
4. Als je vertelt over iets wat je is overkomen.

Present Continuous:

Wat geef je aan met de present continuous?

1. Iets dat altijd, nooit of regelmatig gebeurt
2. Iets dat nu aan de gang is.
3. Iets dat is gebeurd in het verleden.
4. Iets dat nog gaat komen

Present continuous:

Hoe vorm je de present continuous?

1. hele ww+ -ed
2. shit = hele ww+ -s
3. vorm van to be (am/are/is) + hele ww+ -ing

Present simple

Present simple 

Present Continuous

When	iets wat nu / op dit moment aan de gang is.
How	I am walk ing he/she/it is walk ing you/we/they are walk ing
Signal words	now, at the moment, look ..
Example	The pupils are listen ing to the teacher.

Present  Continuous

Present simple and present continuous 

Present simple	Present continuous:
Feit, situatie, gewoonte, regelmatige gebeurtenissen.	Gebeurtenissen die nu bezig zijn of nu aan de gang zijn.
Signaalwoorden: always, sometimes, often, never, usually, on Mondays, every....	Signaalwoorden: this instant, right now, at the moment, look!, listen!
Form/vorm: hele werkwoord + s (he,she it ) anders hele werkwoord (stam)	Form/vorm: am/is/are + hele werkwoord + ing
Jack ride s his bicycle. I ride my bike.	Jack is riding his bicycle.

Differences (verschil)

Main activity: I writing & grammar

- Pages: 90, 91, 92,93

- Exercises: 56, 57, 58, 59, 61

- Finished? Go on googleclasroom

Recap

What did we learn today?

present continuous (algemeen)

present continuous (vragen)

present continuous (ontkenningen)

Wanneer gebruik je de present continuous?

Hoe maak je de present continuous?

Describe: Present continuous

Present continuous