Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositive de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Elektriciteit
Pak allemaal je Ipad erbij.
Slide 1 - Diapositive
Stroomsterkte is een...
A
Grootheid
B
Eenheid
Slide 2 - Quiz
Eenheid van stroomsterkte
A
Ampere (A)
B
Wattage (W)
C
Volt (V)
Slide 3 - Quiz
Wat voor schakeling zie je hier?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling
Slide 4 - Quiz
In een serieschakkeling is overal de stroomsterkte () even groot. Waar of Niet Waar
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 5 - Quiz
In een parallelschakeling zijn alle stroomsterktes overal even groot. Waar of Niet Waar
A
Waar
B
Niet Waar
Slide 6 - Quiz
Hoe bereken je de totale stroomsterkte in een parallelschakeling
A
Door alles bij elkaar op te tellen
B
Door alles door elkaar te delen
C
Door alles van elkaar af te trekken
D
Door alles te vermenigvuldigen
Slide 7 - Quiz
Hoe heet deze soort schakkeling?
A
Serie/parallelschakkeling
B
Gemengdeschakeling
C
Gecombineerde schakeling
Slide 8 - Quiz
Uit hoeveel groepen bestaat een huisinstallatie?
A
1 groep
B
meerdere groepen
Slide 9 - Quiz
Hoe is de huisinstallatie geschakeld?
A
In serie
B
Parallel
Slide 10 - Quiz
De fasedraad is bruin, de schakeldraad zwart en de nuldraad blauw.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Bij kortsluiting word dan het aantal voltage (V) te groot of het aantal Ampère (A)
A
Voltage (V)
(dus stroom)
B
Ampère (A)
(dus stroomsterkte)
Slide 12 - Quiz
Bij overbelasting van een groep: word de totale stroomsterkte te groot, dus moet de groep te veel stroom verwerken.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quiz
Wat voor polen bevat een Batterij?
A
Een noord en een zuid pool.
B
of een pluspool en een minpool.
Slide 14 - Quiz
Eenheid van Vermogen is.
A
Watt (W)
B
Ampere (A)
C
Volt (V)
Slide 15 - Quiz
Formule van vermogen is
A
vermogen (P) = spanning (U) / stroomsterkte (I)
B
vermogen (P) = spanning (U) x stroomsterkte (I)
C
vermogen (P) = spanning (U) + stroomsterkte (I)
D
vermogen (P) = spanning (U) - stroomsterkte (I)
Slide 16 - Quiz
Een fietslampje heeft een spanning van 8 V en een stroomsterkte van 0,5A. Wat is het Vermogen van het fietslampje.
A
16 W
B
8 W
C
24 W
D
4 W
Slide 17 - Quiz
Het energieverbruik kun je meten. In welke eenheid meet je energieverbruik?
A
A
B
kWh
C
V
D
W
Slide 18 - Quiz
Aan het begin van het jaar was de stand van de kWh-meter 15000 kWh aan het einde van het Jaar 19600 kWh. Hoeveel heeft het gezin moeten betalen aan elektrische energie? 1 kWh is 25 cent.
A
4600 euro
B
1150 euro
C
2300 euro
D
18400 euro
Slide 19 - Quiz
Je hebt de afgelopen 5 dagen 120 kWh gebruikt, hoeveel vermogen heb je dan verbruikt?
A
1 kW
B
5 kW
C
1000 W
D
5000 W
Slide 20 - Quiz
Wat geeft meer veiligheid bij elektrische apparaten.
A
Dubbele isolatie van de draden
B
Geen isolatie
C
Enkele isolatie van de draden
Slide 21 - Quiz
Welke zekering kun je maar één keer gebruiken?
A
Elektrische zekering
B
Smeltveiligheid
Slide 22 - Quiz
als je deze stekker in het stopcontact steekt valt de stroom uit. Wat is er gebeurd?
A
elektriciteitsdraden zijn gesmolten
B
de aardlekschakelaar is uitgeschakeld door kortsluiting
C
er is een zekering doorgebrand/uitgegaan door overbelasting
D
er is een zekering doorgebrand/uitgegaan door kortsluiting